stevig bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈstevəx ] Afbreekpatroon: ste·vig 1) als iets niet gauw kapotgaat Voorbeeld: 'een stevige broek kopen om in de tuin te werken' 2) die of dat nogal groot is Voorbeelden: 'een stevige kerel' , 'stevige benen hebben door het wielrennen' Synoniemen: : fors, flink 3) flink
1) Onverslijtbaar 2) Deugdelijk 3) Pittig 4) Degelijk 5) Sterk 6) Potig 7) Solide 8) Pootaan 9) Onverwoestbaar 10) Dik en sterk 11) Hard 12) Hecht 13) Groot en sterk 14) Robuust 15) Rotsvast 16) Grondig 17) Grof gebouwd 18) Schrap 19) Kloek 20) Van grote omvang 21) Vast 22) Duchtig 23) Taai 24) Compact 
sterk, fors
grote, sterke wijn.
Andere benaming voor een robuuste of forse wijn met kracht en vaak met reserve. Een wijn die tegen een stootje kan hij kan bij sterkere gerechten en kazen worden gedronken.
nogal groot vb: het is een stevige vrouw
•van aanzienlijk sterkte.
sterk, fors
Stevig in de betekenis van fors slaat meestal op iemands lichaamsbouw, dat zo iemand sterk is en tegen een stootje kan. [basiswoordenlijst groep 4]