strooien werkw. Uitspraak: [ ˈstrojə(n) ] Afbreekpatroon: strooi·en Vervoegingen: strooide (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gestrooid (volt.deelw.) op verschillende plaatsen gooien Voorbeelden: 'zout op de wegen strooien als het glad is' , 'kruimels strooien voor de vogeltjes' Synoniemen: storten zaaien Spreekwoorden en zegswijze...
1) Van stro 2) Rondspreiden 3) Rondgooien 4) Uitspreiden 5) Neerwerpen 6) Neergooien 7) Zaaien 8) Storten 9) Verspreid neerwerpen 10) Verspreiden 11) In het rond gooien 12) In het wilde weg verspreiden 
verspreid neerwerpen
verspreid neerwerpen (toon de herkomst via de etymologiebank)
het verspreid neergooien vb: Zwarte Piet strooide pepernoten in de huiskamer
verspreid neerwerpen
strooi·en strooide, h gestrooid verspreid neerwerpen: zout ~ op de verkeerswegen bij vorst , rondstrooien, verspreiden
(mbt. Sinterklaas:) Liefst ongezien, ten teken van vrijgevigheid en bescheidenheid. Ook weer te herleiden naar de legende van de drie huwbare meisjes.Sint Nicolaas gooit weliswaar niet met geld, maar de gouden munten voor de drie huwbare meisjes waren wel de aanleiding voor het overbekende strooien met pepernoten en ander lekkers. Daarbij is het de kunst om ongezien te strooien, waardoor vooral de kleintjes onder ons volstrekt verrast worden. Nog steeds is het strooien van snoepgoed synoniem aan...