het stel zelfst.naamw. Uitspraak: [ stɛl ] Verbuigingen: stellen (meerv.) 1) bij elkaar horende dingen Voorbeelden: 'op pad gaan met een rugzak en één stel extra kleren' , 'peper-en-zoutstel' Synoniem: set 2) twee bij elkaar horende personen Voorbeeld: 'Zij zijn sinds de vakantie een stel.' Synoniemen: : paar, kop...
1) Aantal 2) Aantal bij elkaar behorende voorwerpen 3) Aantal bij elkaar horende voorwerpen 4) Aantal bij elkaar horende zaken 5) Aantal bijeenhorende voorwerpen 6) Accumulatie 7) Bende 8) Bijeenhorend 9) Bijeenhorend geheel 10) Bij elkaar horend 11) Boerderij 12) Bups 13) Club 14) Deel van een trein 1) Bedorven 2) Bups 3) Drift 4) Duo 5) Echtpaar 6) Garnituur 7) Gezelschap 8) Groep 9) Hoop 10) Kooktoestel 11) Koppel 12) Koppeltje 13) Kudde 14) Massa 15) Onfris 16) Opeenhoping 17) Ophoping 18) Paar 19) Reut 20) Samen 21) Schare 22) School 23) Selectie 24) Set 25) Setje 26) Sortering 27) Span 28) Spul 
bedorven (toon de herkomst via de etymologiebank)
twee bij elkaar vb: die twee vrienden vormen een leuk stel Synoniemen: paar stelletje Tegenstellingen: persoon individu personage
Short-Term Exposure Limit (Afkorting in de milieukunde)
[I] bijeenbehorende verzameling; paar [II] onderstel
boekenrek - Voorbeeld: ‘De prijsboeken, die ik gekregen had op school (de weinige!) had ik op een stel, door mij zelf aangetimmerd, in reek geplaatst tegen de muur, boven mijn bed’
onderstel - Jaar van herkomst: 1343 (MNW )
1> plaatselijke term voor elk net dat een onderdeel vormt van een zegen. Ook pand genoemd. [Links: Overige termen inzake het vistuig .] 2> de combinatie van snoer en haak / hoek welke men bij het hoekwant gebruikt.
Geordend geheel van zaken die bij elkaar horen; bedoeld om samen te worden gebruikt of bekeken