trappelen werkw. Uitspraak: [ ˈtrɑpələ(n) ] Vervoegingen: trappelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getrappeld (volt.deelw.) je benen telkens op en neer bewegen door ze te buigen en te strekken Voorbeeld: 'trappelen van de kou' trappelen van ongeduld () Ik sta te trappelen om te beginnen. (ik heb zin om te beginnen) Synoniemen: ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/trappelen