de uitloper zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'œytlopər ] Afbreekpatroon: uit·lo·per Verbuigingen: uitlopers (meerv.) 1) nieuw takje of blaadje Voorbeeld: 'Die boom heeft al heel wat uitlopers.' 2) uitstekende bergrug aan de randen (van een gebergte) Voorbeeld: 'een hotel in de uitlopers van de Alpen' Synoniemen: ...
1) Ent 2) Kiem 3) Deel van een gebergte 4) Belasting 5) Pand 6) Stoloon 7) Scheut 8) Schoot 9) Uitspruitsel 10) Deel van een pomp 11) Wortelscheut 12) Staart 13) Bijtak van een bergketen 14) Spruit 15) Vertakking 16) Rank 17) Loot 18) Uitgegroeide wortel 19) Slip 20) Takje 21) Cijns 22) Eerste beginsel 
Een kruipende en bewortelende stengel waaruit nieuwe planten voortkomen 
Groeiwijze waarbij een bovengronds kruipende stengel nieuwe planten vormt op de knopen. Alternatieven: uitlopers uitlopertjes uitloperachtig
Secundair hogedrukgebied. Het is een uitstulping die vastzit aan een groot hogedrukgebied en bovendien alle kenmerken heeft van een hogedrukgebied.Uitregenen:Bij mistig weer kan er plotseling lichte neerslag (lichte regen of motregen of lichte sneeuw) vallen. In de meteorologie wordt dat uitregenen of uitsneeuwen genoemd. Volgens de Dikke van Dale ...
Secundair hogedrukgebied. Het is een uitstulping die vastzit aan een groot hogedrukgebied en bovendien alle kenmerken heeft van een hogedrukgebied.
In pelmolens, goot waardoor de gepelde gort uit de pelkuip werd gelaten.
(verouderd) iemand die weggaat uit een gilde en onwettig handel drijft
Boven- of ondergronds kruipende stengel, die op de knopen wortelt en daar nieuwe planten vormt
zie : stolon