vangen werkw. Uitspraak: [ 'vɑŋə(n) ] Afbreekpatroon: van·gen Vervoegingen: ving (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gevangen (volt.deelw.) 1) zo pakken dat je het niet meer loslaat Voorbeelden: 'vlooien vangen' , 'dieven vangen' geld vangen (geld krijgen) 2) uit de lucht grijpen Voorbeeld: 'een bal vangen' ... Gevonden op https://woorden.org/woord/vangen
vastpakken met je hand vb: je moest de bal vangen een boef vangen [hem grijpen] er geld voor vangen [er geld voor krijgen] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/