het verlies zelfst.naamw. Uitspraak: [ vərˈlis ] Afbreekpatroon: ver·lies Verbuigingen: verliezen (meerv.) 1) keer dat je iets kwijtraakt Voorbeeld: 'het verlies van je portemonnee' 2) keer dat je verslagen wordt slechte tegen je verlies kunnen (in een slecht humeur raken als je een wedstrijd of spel niet wint) 
1) Aderlating 2) Afbreuk 3) Afneming 4) Boekhoudkundige term 5) Botering 6) Damterm 7) Deel van de schaakterminologie 8) Derving 9) Gebrek 10) Geen winst 11) Gemis 12) Interest 13) Kaartterm 14) Klap 15) Nadeel 16) Nadelig resultaat 17) Nadelig saldo 18) Nadelig verschil 19) Nederlaag 20) Onbehaaglijk gevoel 1) Aderlating 2) Afbreuk 3) Afneming 4) Damnum 5) Danno 6) Derving 7) Gebrek 8) Gemis 9) Klap 10) Nadeel 11) Nederlaag 12) Ontbering 13) Pert 14) Perte 15) Privatie 16) Schade 17) Strop 18) Verbeurte 19) Verliezen 20) Vermissing 21) Verval 
Bedrijfsresultaat dat ontstaat als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten, c.q. als de kosten hoger zijn dan de brutowinst [euro per periode]. Resultaat als een product tegen een lagere prijs verkocht wordt dan de kostprijs [euro per stuk]. Nadelig resultaat op een afdeling of productiecentrum [euro per periode].
het niet meer hebben van iets of iemand vb: de dood van zijn vrouw was een groot verlies
(onderneming) Verschil tussen opbrengsten en kosten indien dit verschil negatief is.
•het teloor gaan, kwijt raken.
het kwijtraken; nadeel, schade
Uitgaven verminderd met inkomsten. Indien de uitgaven groter zijn dan de inkomsten spreekt men van een negatieve winst.