talmen werkw. Uitspraak: [ ˈtɑlmə(n) ] Afbreekpatroon: tal·men Vervoegingen: talmde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getalmd (volt.deelw.) steeds uitstellen om iets te doen Voorbeeld: 'talmen met het maken van een keuze' Synoniemen: : treuzelen, dralen Synoniemen: aarzelen blijven hangen dralen drentelen druilen dubben hannesen ...
1) Dralen 2) Pezeweven 3) Aarzelen met actie 4) Weifelen 5) Aarzelen 6) Niet onmiddellijk doen 7) Wachten 8) Tarderen 9) Teuten 10) Zaniken 11) Teutelen 12) Veugelen 13) Temen 14) Kletsen 15) Nestelen 16) Toeven 17) Tokken 18) Neutelen 19) Niet voortmaken 20) Dralen of uitstellen 21) Achterblijven 22) Niet meteen beslissen 
dralen
dralen (toon de herkomst via de etymologiebank)
iets langzaam doen wat ook wel sneller kan vb: Ayesha kan eindeloos talmen met haar huiswerk Synoniemen: treuzelen dralen teuten Tegenstellingen: opschieten voortmaken
dralen