zuinig bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈzœynəx ] Afbreekpatroon: zui·nig 1) als je weinig geld uitgeeft Voorbeeld: 'zuinig leven' Antoniem: kwistig zuinig zijn op (voorzichtig zijn met (iets)) 'We moeten zuinig zijn op onze natuurgebieden.' 2) (van iets) als het weinig van iets verbruikt Voorbeelden: 'een zuinige motor'...
1) Benauwd 2) Bijwoord 3) Dor 4) Economisch 5) Gesparig 6) Gierig 7) Kaal 8) Karig 9) Krenterig 10) Lek 11) Nauw 12) Niet scheutig 13) Niet vrijgevig 14) Op de penning 15) Pinnig 16) Profijtig 17) Schriel 18) Sip 19) Smal 20) Sober 21) Spaarzaam 22) Uitgedroogd 23) Voordelig 24) Voordelig zijn 25) Weinig 1) Dor 2) Dunnetjes 3) Economisch 4) Gierig 5) Kaal 6) Kaaltjes 7) Karig 8) Knapjes 9) Krenterig 10) Nauw 11) Parcimonieus 12) Pinnig 13) Profijtelijk 14) Profijtig 15) Schriel 16) Sip 17) Smal 18) Sneu 19) Sober 20) Spaarzaam 21) Teleurgesteld 22) Uitgedroogd 23) Voordelig 24) Weinig 25) Zuinigjes 
spaarzaam (toon de herkomst via de etymologiebank)
met zo weinig mogelijk geld of tijd en zoveel mogelijk resultaat vb: ze komt goed uit met haar salaris, ze is erg zuinig
•voorzichtig met het uitgeven van geld, spaarzaam.
spaarzaam
spaarzaam