verspelen werkw. Uitspraak: [ vərˈspelə(n) ] Afbreekpatroon: ver·spe·len Vervoegingen: verspeelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verspeeld (volt.deelw.) (iets) door je eigen schuld verliezen Voorbeeld: 'je kansen verspelen' Synoniemen: vergokken vergooien zoekmaken 2 definities...
1) Door eigen schuld kwijtraken 2) Door eigen schuld verliezen 3) Door roekeloosheid verliezen 4) Inboeten 5) Kwijtraken 6) Verbeuren 7) Verdobbelen 8) Vergokken 9) Vergooien 10) Verkaarten 11) Verkwanselen 12) Verliezen 13) Verloren laten gaan 14) Verpoedelen 15) Verspillen 16) Zoekmaken 1) Kwijtraken 2) Verbeuren 3) Verdobbelen 4) Vergokken 5) Vergooien 6) Verkwanselen 7) Verkwisten 8) Verliezen 9) Verspillen 
door eigen schuld kwijtraken, verloren laten gaan vb: hij heeft zijn salaris helemaal verspeeld bij het gokken
door roekeloosheid verliezen