de zwakte zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ ˈzwɑktə ] Afbreekpatroon: zwak·te Verbuigingen: zwakten, zwaktes (meerv.) het zwak zijn Voorbeelden: 'toegeven in een ogenblik van zwakte' , 'een sterkte-zwakteanalyse' , 'spierzwakte' , 'gebruik maken van de zwakte van je tegenstander' Synoniemen: gevoeligheid krachteloosheid laksheid slapheid ...
1) Adynamie 2) Amnesie 3) Astenie 4) Asthemie 5) Asthenie 6) Atonie 7) Breekbaarheid 8) Broosheid 9) Fragiliteit 10) Gevoeligheid 11) Krachteloosheid 12) Laksheid 13) Onmacht 14) Onvermogen 15) Slapheid 16) Slapte 17) Sulligheid 18) Uitputting 19) Vatbaarheid 20) Weekheid 21) Weerloosheid 22) Zachtheid 1) Asthesie 2) Atonie 3) Breekbaarheid 4) Broosheid 5) Fout 6) Gebrek 7) Gemis aan lichaamskracht 8) Gemis aan sterkte 9) Gevoeligheid 10) Inzinking 11) Krachteloosheid 12) Laksheid 13) Machteloosheid 14) Minpunt 15) Onmacht 16) Onvermogen 17) Slapheid 18) Slapte 19) Sulligheid 20) Teerheid 21) Vatbaarheid 
het zwak-zijn (toon de herkomst via de etymologiebank)
het niet sterk zijn vb: in een moment van zwakte heb ik taartjes gekocht
•het zwak-zijn. •zwakke plek, zwak punt.
het zwak-zijn
Gebreken, beperkingen of mankementen van een organisatie die nadelig zijn voor het nastreven van haar doelstellingen.