zwiepen werkw. Uitspraak: [ ˈzwipə(n) ] Afbreekpatroon: zwie·pen Vervoegingen: zwiepte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezwiept (volt.deelw.) (van iets dat lang en buigzaam is) heen en weer buigen Voorbeeld: 'Bomen zwiepen in de harde wind' Synoniemen: gooien slaan Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zwiepen
Zwiepen is krachtig doorbuigen en weer terug laten springen; met een brede armzwaai een slag uitdelen. [basiswoordenlijst groep 3] Gevonden op https://wikikids.nl/Zwiepen