Digischool Begrippenlijst `Bevolking`

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde > Bevolking
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 260


aantrekkingsfactor
Positief kenmerk van een gebied, dat voor mensen een reden kan zijn om naar dat gebied te migreren (b.v. een hoge levensstandaard, goede werkgelegenheidssituatie of gevarieerde huisvestingsmogelijkheden). Andere naam: pull-factor.

aantrekkingsgebied
Gebied met veel aantrekkingsfactoren met als gevolg een positief migratiesaldo.

acculturatie
Het proces waarbij cultuur van de ene groep wordt overgenomen door een ender groep.

afhankelijkheidsgraad
De verhouding tussen het economisch afhankelijke deel van de bevolking (jongeren, ouderen, werklozen en andere niet-werkenden) en het economisch productieve deel van de bevolking (dus de beroepsbevolking). (Nederland in 1995: beroepsbevolking 6,6 miljoen op een totale bevolking van 15,5 miljoen [dus 8,9 miljoen economisch niet-productieven] geeft een afhankelijkheidsgraad van 1,4; m.a.w. 1,4 economisch niet-productieve personen komen ten laste van één persoon van de beroepsbevolking).

afstotingsfactor
Negatief kenmerk van een gebied, dat voor mensen een reden kan zijn om het gebied te verlaten. Afstotingsfactoren vormen het spiegelbeeld van aantrekkingsfactoren. Andere naam: push-factor.

afstotingsgebied
Gebied met veel afstotingsfactoren met als gevolg een negatief migratiesaldo. Andere naam: expulsiegebied.

agglomeratie
Een centrale stad met de eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden; het vormt dus een ruimtelijk aaneengesloten geheel. Agglomeraties zijn m.n. ontstaan tijdens de urbanisatiefase van het verstedelijkingsproces.

agrarische_bevolkingsdichtheid
Het gemiddeld aantal agrarische beroepspersonen per vierkante kilometer cultuurgrond.

algemeen vruchtbaarheidscijfer
Het aantal levendgeborenen per 1000 vrouwen van 15-44 jaar (de z.g. reproductieve vrouwen) in een bepaald jaar. (Nederland in 1994: 56,7)

allocations familiales
De Franse vorm van onze kinderbijslag.

allochtonen
Allochtonen zijn mensen of hun nakomelingen die niet uit de plaats of het land, waar zij wonen, afkomstig zijn. Voor de Tweede Wereldoorlog kwamen er veel Italianen, Spanjaarden, Belgen en Polen naar de Regio Nord-Pas de Calais. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er veel mensen uit de voormalige Franse kolonien, zoals Vietnam, Laos en Cambodja in Azie en uit Algerije, Kameroen en Senegal uit Afrika. Ze wonen vaak in oude wijken gescheiden van de andere bevolkingsgroepen. Uit deze situatie kunnen zich getto`s ontwikkelen. De allochtonen hebben een lage positie in de maatschappij, door werkloosheid, lage inkomens en slecht opleidingsniveau. Positie problematisch: 1. zondebok functie (Front National). 2. tweede generatie-problematiek. 3. botsing normen en waarden. 4. laag opleidingsniveau. Een verder kenmerk is het hoge geboortencijfer onder de allochtonen.

allochtonen
Er bestaan zeer veel verschillende definities van allochtonen. Letterlijk betekent allochtoon: `elders` geboren en getogen. Afhankelijk van de gekozen definitie kom je uiteraard steeds uit op verschillende aantallen allochtonen op de totale bevolking! Twee voorbeelden van definities. NIDI: `vreemdelingen (bezit de Nederlandse nationaliteit niet), ex-vreemdelingen die tot Nederlander zijn genaturaliseerd, Nederlanders afkomstig uit de ex-overzees gebiedsdelen, alsmede hun nakomelingen tot in de 3e generatie voor zover die zich als allochtoon wensen te zien`. BOSATLAS: `een allochtoon is een persoon die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, die buiten Nederland is geboren of van wie één of beide ouders buiten Nederland zijn geboren`.

anticonceptie
Alle methoden die ten doel hebben de bevruchting bij geslachtsgemeenschap zoveel mogelijk te voorkomen (b.v. condoom, de pil). Andere naam: geboorteregeling.

arbeidsmigrant
Economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland (hij-zij doet dit op eigen initiatief en op vrijwillige basis).

asielzoeker
Iemand die zijn verblijfsland is ontvlucht en zich in een immigratieland -niet op uitnodiging van dat land- (tijdelijk) wil vestigen. Hij-zij heeft nog geen vergunning tot verblijf (VTV). Zie ook: vluchteling.

assimilatie
De Franse overheid wil een volledig `op gaan` van de allochtone bevolking in de Franse samenleving.

autochtonen
Mensen die geboren en getogen zijn in de plaats (of het land) waar zij wonen. Zie hiervoor ook het tegenovergestelde: `allochtonen`.

autochtonen
De oorspronkelijke bevolking van het land.

baby boom
De geboortegolf, die na de Tweede Wereldoorlog ontstond door uitgestelde geboorten, herenigde gezinnen en contacten met de bevrijders.

babyboom
Een plotselinge -niet lang durende- toename van het geboortecijfer-het vruchtbaarheidsniveau. Vaak vindt een dergelijke toename plaats na een oorlog. (b.v. in Nederland na deTweede Wereld- oorlog of de V.S. veteranen uit de Golfoorlog). De kinderen die in die periode geboren worden noemt men ook wel de `babyboomers`. Andere naam: (na-oorlogse) geboortegolf.

beroepsbevolking
Het deel van de bevolking dat werkt om geld te verdienen en alle mensen die beschikbaar zijn om te werken (werklozen).

beroepsstructuur
Het aandeel van de beroepsbevolking dat werkzaam is in de primaire, secundaire en tertiaire sector.

bevolking
Het totale aantal inwoners van een land, gemeente of andere regio. Andere naam: populatie.

bevolkingsaanwas
Zie bevolkingsgroei.

bevolkingsbeleid
Door de overheid genomen maatregelen die bedoeld zijn om de omvang, de groei, de samenstelling en-of de spreiding van de bevolking te beïnvloeden. Enkele voorbeelden van dergelijke maatregelen: hogere kinderbijslag (om het geboortecijfer te verhogen), streng immigratiebeleid (om het aantal allochtonen niet verder te laten toenemen), de aanwijzing van een aantal groeikernen (om de suburbanisatie te bundelen) e.d.

bevolkingsbeweging
De toename- of afname van de bevolking. We onderscheiden de natuurlijke en sociale bevolkingsbeweging. (Zie daar voor verdere uitleg)

bevolkingsconcentratie
Het aantal inwoners in een bepaalde ruimte is niet gelijkmatig gespreid; er wonen dan ergens meer mensen dan elders. De bevolkingsdichtheid ligt in gebieden met een bevolkingsconcentratie flink boven het gemiddelde. Bevolkingsconcentraties vind je b.v. bij industriële of agrarische centra. In Nederland zijn de stedelijke zones gebieden met een sterke bevolkingsconcentratie.

bevolkingsdiagram
Zie bevolkingspiramide.

bevolkingsdichtheid
Het gemiddeld aantal inwoners per km² land; je krijgt de dichtheid door het aantal inwoners te delen door de oppervlakte. (Nederland in 1995: 454)

bevolkingsdichtheid
Gemiddeld aantal mensen per vierkante kilometer.

bevolkingsdichtheid
Het gemiddelde aantal inwoners per km².

bevolkingsdruk
Het aantal mensen van de niet-productieve bevolking (0-14 jaar en 65 jaar en ouder), uitgedrukt als percentage van de productieve bevolking.

bevolkingsdruk
De spanning tussen de bevolking en de bestaansmogelijkheden. Een toename van de bevolking kan leiden tot voedseltekorten.

bevolkingsexplosie
De in deze eeuw ontstane wereldwijde, snelle bevolkingsgroei. De groei ontstaat door een daling van het sterftecijfer, die niet in dezelfde mate gevolgd wordt door een daling van het geboortecijfer. De bevolkingsexplosie komt grotendeels tot stand in de Derde Wereld.

bevolkingsformule
De basisformule voor het uitrekenen van de be- volkingsloop van een gebied tussen 2 tijdstippen: B1 +-- (G - S) +-- (I - E) = B2 B1= de bevolking aan het begin van de periode B2= de bevolking aan het einde van de periode G= het aantal levendgeborenen S= het aantal sterfgevallen I= het aantal immigranten (vestigers) E= het aantal emigranten (vertrekkers) += bij een positieve natuurlijke groei en bij een positief migratiesaldo -= bij een negatieve natuurlijke groei en bij een negatief migratiesaldo Zie ook: demografische balans(vergelijking)

bevolkingsgeografie
Wetenschap waarbij de interactie tussen de demografische ontwikkelingen van de bevolking en de ruimte bestudeerd wordt. Zie ook: demografie

bevolkingsgroei
De ontwikkeling van het aantal inwoners van een bepaald gebied gedurende (meestal) 1 jaar. De groei of aanwas kan zowel positief als negatief zijn (en zelfs ook 0). De groei wordt bepaald door geboorten, sterfte, vestiging en vertrek. De groei kan zowel absoluut als relatief worden weergegeven.

bevolkingsloop
De ontwikkeling van het aantal inwoners van een gebied in een jaar. De ontwikkeling wordt bepaald door geboorte, sterfte, vestiging en vertrek. Zie ook de bevolkingsformule.

bevolkingsopbouw
De verdeling van de bevolking o.b.v. verschil- lende kenmerken, zoals b.v. geslacht, leeftijd, inkomen, religie, opleiding, woonplaats, nationaliteit e.d. Andere naam: bevolkingsstructuur of bevolkings- samenstelling

bevolkingsoptimum
Het ideale aantal inwoners dat in een bepaalde ruimte gehuisvest kan worden (waarbij iedereen een acceptabel bestaan kan leiden). Het optimum wordt bepaald door b.v. econo- mische, ecologische, en medische eisen. Het optimum varieert sterk naar ruimte en naar tijd. Het bevolkingsoptimum staat tegenover overbevolking en onderbevolking.

bevolkingspiramide
De grafische weergave van de opbouw van de bevolking naar leeftijd en geslacht. Deze weergave valt uiteen in 3 groepen: -basis (0-19) -middenstuk (20-64) -top (65+) Er zijn 3 hoofdvormen: -piramidevorm (van een expanderende bevolking) -uitvorm-urnvorm (van een krimpende bevolking) -torenvorm-klokvorm (van een stationaire bevolking). Andere naam: bevolkingsdiagram, leeftijdsdiagram of leeftijdspiramide.

bevolkingspolitiek
Door de overheid ingestelde maatregelen die direct of indirect gericht zijn op beinvloeding van de bevolkingsomvang, -groei, -samenstelling of -spreiding. Vanaf 1920 probeert de Franse overheid de geboortencijfers te verhogen, met o.a. kinderbijslag, belastingvoordelen, kinderopvang, gratis onderwijs, propaganda enz.

bevolkingsprognose
Voorspelling o.b.v. vooruitberekeningen m.b.t. de omvang en samenstelling van de bevolking in een bepaald gebied. Bij de berekeningen gaat men uit van bepaalde veronderstellingen t.a.v. toekomstige ontwikkelingen in vruchtbaarheid, sterfte en migratie. Omdat dergelijke prognoses vaak achterhaald worden, gaat men uit van verschillende varianten (hoog, midden en laag). Bevolkingsprognoses vormen vaak de basis van beleidsvoornemens bij de overheid. (Het `Poptrain` computerprogramma geeft een geeft inzicht in bevolkingsprognoses).

bevolkingsregister
De permanente registratie van de in een land woonachtige bevolking. Deze registratie vindt plaats door de gemeente, die van elke inge- zetene een persoonskaart bijhoudt. De registratie heeft o.a. betrekking op geboorte, huwelijk, echtscheiding en sterfte.

bevolkingssamenstelling
Zie bevolkingsopbouw

bevolkingsspreiding
De wijze waarop de bevolking zich over een bepaalde ruimte heeft verdeeld. Een (volledig) gelijkmatige bevolkingsspreiding komt in de werkelijkheid niet voor. Bij een ongelijkmatige bevolkingsspreiding is er sprake van gebieden met een hoge (gebieden met een bevolkingsconcentratie) resp. lage bevolkingsdichtheid (vrijwel `lege` gebieden). In Nederland is de bevolking erg onregelmatig gespreid: het grootste deel van de bevolking woont in een zestal stedelijke zones.

bevolkingsspreiding
De wijze waarop de bevolking verspreid is over een bepaald gebied.

bevolkingsspreiding
De spreiding van de bevolking over een bepaald gebied.

bevolkingsstructuur
Zie bevolkingsopbouw

binnengemeentelijke verhuizingen
Verhuizingen waarbij men binnen de gemeentegrens blijft.

binnenlandse migratie
Verhuizingen binnen de grenzen van een bepaald land. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen interregionale migratie (verhuizingen tussen 2 regio`s) en intraregionale (verhuizingen binnen één regio) migratie. De binnenlandse migratie heeft geen invloed op de bevolkingsdichtheid van een land, maar wel op de bevolkingsspreiding van een land.

binnenlandse mobiliteit
De binnenlandse migratie en de binnenge- meentelijke verhuizingen samen.

biologische vruchtbaarheid
Zie fecunditeit.

brain drain
De emigratie van een (groot) deel deel van de beter opgeleide mensen van de beroepsbe- volking. Vaak betreft dit migratie vanuit de Derde Wereldlanden richting landen met betere economische mogelijkheden. De brain drain is erg negatief voor de ontwikkeling van de Derde Wereld, omdat men juist behoefte heeft aan hoog opgeleide mensen.

bruto reproductiefactor
Het gemiddeld aantal dochters dat een groep pasgeboren meisjes ter wereld zal brengen, uitgaande van een bepaald vruchtbaarheids- cijfer. Als 1000 meisjes die in een bepaald jaar geboren worden in hun reproductieve leeftijd 1.300 dochters ter wereld zullen brengen, dan is de bruto reproductiefactor 1,3 De brutoreproductiefactor houdt geen rekening met de sterfte voor of tijdens de reproductieve fase. De bruto reproductiefactor wordt gebruikt bij bevolkingsprognoses. Zie ook de netto reproductiefactor.

bruto vervangingsfactor
Zie bruto reproductiefactor.

buitenechtelijk geboortecijfer
Het aantal buitenechtelijk levendgeborenen per 1000 levendgeborenen per jaar. (Nederland 1994: 143).

buitenechtelijke kinderen
Kinderen die niet binnen een huwelijk zijn geboren.

buitenlander
Iemand die (nog) niet de nationaliteit bezit van het land waar hij-zij woont of verblijft. Andere naam: vreemdeling of niet-Nederlander.

buitenlands vertrekoverschot
Zie emigratie-overschot.

buitenlands vestigingsoverschot
Zie immigratie-overschot.

buitenlandse migratie
Migratie waarbij landsgrenzen worden overschreden. Buitenlandse migratie betreft vertrek (emigratie) en vestiging (immigratie). (Nederland 1994: vertrekcijfer van 4,0 en een vestigingscijfer van 6,5)

census
Zie volkstelling.

cites d` ortoirs
Slaapsteden in de omgeving van de grote stedelijke kernen. Vaak de Petite Banlieu.

cohort
Een groep personen, die gedurende een bepaal- de periode, eenzelfde demografische gebeurtenis heeft meegemaakt. B.v. : alle mensen die in een bepaald kalenderjaar zijn geboren (=geboortecohort). Andere naam: generatie.

conurbatie
Een aantal met elkaar samenhangende stads- gewesten. De samenhang uit zich in intensieve relaties tussen de stadsgewesten. De Randstad Holland is een duidelijk voorbeeld van een conurbatie. Andere naam: stedelijke zone.

corop-gebied
Bij statistiek vaak gebruikte indeling van Nederland, waarbij een aantal bij elkaar liggende gemeenten als een eenheid wordt genomen. Er zijn 44 corop-gebieden. In de 51e druk van de Grote Bosatlas vind je achterin kaarten met de corop-gebieden.

demografie
Wetenschap die de ontwikkelingen in omvang, samenstelling en ruimtelijke verdeling van de be- volking bestudeert. Bij deze studie worden ook de oorzaken en de gevolgen van de ontwikkelingen betrokken. Zie ook: bevolkingsgeografie.

demografische balans(vergelijking)
Zie bevolkingsformule.

demografische druk
De verhouding tussen de productieve leef- tijdsgroep (20-64) en de niet-productieve leef- tijdsgroepen (0-19) en 65+ De demografische druk wordt uitgedrukt in een percentage: (0-19) + 65 en ouder ----------------------------- x 100% 20-64 Nederland 1995: 3.757.777 + 2.033.353 -------------------------------- x 100% = 60% 9.631.712 Een demografische druk van 60 betekent dat op de 100 mensen uit de productieve leeftijdsgroep er 60 staan uit de niet productieve leeftijds- groepen. Let op: bij demografische druk gaat het om leeftijdsgroepen en niet om al dan niet economisch productieven (zie hiervoor de afhankelijkheidsgraad). Als de demografische druk verbetert dan wordt het percentage lager, en als de demografische druk verslechtert dan wordt het percentage hoger.

demografische overgangstheorie
Zie de demografische transitietheorie.

demografische transitie
De overgang van een situatie met hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie met lage geboorte- en sterftecijfers. Zie ook: demografische transitietheorie.

demografische transitietheorie
De theorie die de ontwikkeling van de natuurlijke groei van een groot aantal rijke, westers landen weergeeft. In die ontwikkeling is een overgang waarneembaar van een situatie met hoge ge- boorte- en sterftecijfers naar een situatie met lage geboorte- en steftecijfers. Tijdens deze transitie of overgang is er sprake van een grote natuurlijke groei. De ontwikkeling van de natuurlijke groei kan in een drietal perioden of fasen worden weer- gegeven: 1: de pré-transitiefase met een hoog geboorte- cijfer en een hoog (schommelend) sterfte-cijfer; er is dus sprake van een geringe natuurlijke groei 2: de transatiefase met een grote natuurlijke groei; deze overgangsfase kan in 2 deelfasen worden onderverdeeld: 2A: het geboortecijfer blijft vrij hoog, terwijl het sterftecijfer gaat dalen; er is dus sprake van een toenemende natuurlijke groei 2B: het sterftecijfer daalt nog langzaam verder door en nu gaat ook het geboortecijfer; er is dus sprake van een afnemende natuur- lijke groei 3: de post-transitiefase waarbij zowel het geboortecijfer als het sterftecijfer op een laag niveau liggen; en dus is er sprake van een geringe natuurlijke groei De huidige rijke, westerse landen zitten overwegend in fase 3. De meeste Derde Wereld- landen zitten in de transitie met een hoge natuur- lijke groei. Andere naam: demografische overgangstheorie.

direct migratie-effect
Zie netto migratie-effect.

doodgeborenen
De sterfte van foetussen na een zwangerschap van 28 weken.

draagcapaciteit
Zie draagvermogen.

draagvermogen
De maximale omvang van een bevolking die in een bepaald gebied een leefbaar bestaan kan leiden. De inhoud van het begrip `leefbaar` varieert sterk naar ruimte en tijd. De maximale omvang wordt uiteindelijk bepaald door enerzijds de natuurlijke mogelijkheden van het gebied en anderzijds de sociale, economische, technische en politieke situatie van dat gebied. Engelse naam: carrying capacity Zie ook: bevolkingsoptimum.

dubbele vergrijzing
Zie vergrijzing.

echo-effect
De gevolgen van een geboortegolf, maar dan ongeveer twintig jaar later. De kinderen uit de geboortegolf krijgen dan zelf weer kinderen.

echtscheidingscijfer
Het aantal echtscheidingen per 1000 inwoners in een jaar. (Nederland 1994: 2,4) Soms relateert men het aantal echtscheidingen aan de 1000 gehuwde mannen. (Nederland 1994: 10,1)

echtscheidingsfrequentie
Een cijfer dat aangeeft hoeveel echtscheidingen er jaarlijks in een gebied plaatsvinden. Zie hiervoor het echtscheidingscijfer.

economisch-geografisch gebied
Een vaak gebruikte statistische indeling van Nederland. Gemeenten worden samengevoegd als ze economische-geografisch een eeheid vormen. Er zijn 129 egg`s. Ook in de Grote Bosatlas wordt deze indeling veelvuldig gebruitk.

emigratie
De trek van mensen vanuit een land naar een ander land met de bedoeling zich daar (permanent) te vestigen. (Nederland 1994: 62.155)

emigratie-overschot
Gedurende een lange(re) periode kent een land een negatief buitenlands migratiesaldo. Andere naam: buitenlands vertrekoverschot.

emigratiecijfer
Het aantal mensen dat definitief uit een land vertrekt (om zich elders te vestigen) per 1000 inwoners in een jaar. (Nederland 1994: 4 promille)

erfrecht
Voor de Franse Revolutie erfde alleen de oudste zoon. Volgens de Code Napoleon hadden alle kinderen recht op een even groot deel van de erfenis. Om versnippering van het vooral boerenbedrijf te voorkomen, werd geboortebeperking dus noodzakelijk. Zie: partage egal.

etnische enclave
Een gebied dat bewoond is door een groep mensen die zich onderscheidt van andere groepen. Het gebied is in zijn geheel omsloten door een gebied dat door een andere etnische groep wordt bewoond.

etnische minderheid
Een allochtone groep die zich in een sociaal- economische achterstandssituatie bevindt.

exode rural
Uittocht van de vooral jonge bevolking uit de landelijke gebieden. De trek vond plaats terwijl de geboortencijfers al laag waren. Hierdoor heeft de leegloop van het platteland veel grotere gevolgen gehad dan in andere landen. Er zijn echt `lege` gebieden ontstaan, de `Desert Francais`.

expansieve bevolking
Als bij een leeftijdsdiagram elke balk belangrijk langer is dan die er boven (m.n. bij de jongere leeftijdsgroepen). Deze bevolking zal in omvang blijven toenemen. Het leeftijdsdiagram kent de vorm van een piramide.

expulsiegebied
Gebied met veel afstotingsfactoren met als gevolg een negatief migratiesaldo. Andere naam: afstotingsgebied.

fecunditeit
De fysieke mogelijkheid van een man of vrouw om kinderen te verwekken resp. te krijgen. Andere naam: biologische vruchtbaarheid.

fertiliteit
Zie vruchtbaarheid.

forensengemeente
Gemeente waar minder dan 20% van de beroeps- bevolking werkzaam is in de landbouw; minimaal 30% van de beroepsbevolking is forens en daarvan is meer dan de helft elders geboren (allochtoon forens).

gastarbeid
Tijdelijke trek van arbeidskrachten uit een ander gebied of land. Meestal is het laagwaardig en ongeschoold werk. Vaak verdwijnt ook het tijdelijke karakter.

geboortebeperking
Het bewust krijgen van minder kinderen in een gezin. In Frankrijk was men hier al snel toe overgegaan o.i.v. Malthus en de partage egal: het erfrecht waarbij elk kind een even groot deel van de erfenis kreeg.

geboortecijfer
Het aantal levendgeborenen op de 1000 inwoners van een gebied in een jaar. (Nederland 1994: 12,7)

geboortegolf
Gedurende een korte periode neemt het geboor- tecijfer-het vruchtbaarheidsniveau opvallend toe. Dit gebeurt m.n. na het aflopen van een oorlog. B.v. -De na-oorlogse geboortegolf in Nederland net na de 2e wereldoorlog. -De terugkeer van de soldaten naar de V.S. na afloop van de Golfoorlog. De kinderen die in een dergelijke periode worden geboren noemt men de `baby-boomers`.

geboortenoverschot
Bevolkingsgroei die ontstaat doordat het aantal geboorten groter is dan het aantal sterfgevallen.

geboorteoverschot
Het aantal geboorten overtreft het aantal sterfge- vallen in een bepaalde periode. Er is dus sprake van een positieve natuurlijke groei. (Nederland 1994: 62.140 of 4 promille)