Digischool Begrippenlijst `Bevolking`

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde > Bevolking
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 260


ruraal
M.b.t. het platteland.

ruraal-urbane migratie
Migratiebeweging van het platteland naar de stedelijke gebieden. In West Europa overheerste deze trek tijdens de urbanisatiefase van het verstedelijkingsproces. In de Derde Wereldlanden is deze trek na de dekolonisatie zeer omvangrijk geworden.

scenario
Een mogelijk toekomstbeeld, uitgaande van bepaalde vooronderstellingen.

sociale aanwas
Zie sociale groei.

sociale bevolkingsbeweging
Veranderingen in de bevolking als gevolg van migratie, zowel positief als negatief.

sociale bevolkingsbeweging
De veranderingen in het bevolkingsaantal die bepaald zijn door migratie.

sociale groei
De bevolkingsgroei voor zover die bepaald wordt door vestiging (immigratie) en vertrek (emigratie). Er kan hierbij sprake zijn van: -positieve sociale groei-vestigingsoverschot -negatieve sociale groei-vertrekoverschot -sociale groei van 0-vestigers = vertrekkers Andere naam: migratiesaldo en sociale aanwas

stabiele bevolking
Een bevolking met een constant groeicijfer en een onveranderlijke relatieve leeftijdsopbouw doordat het geboorte- en sterftecijfer gedurende een lange periode constant zijn gebleven. Opm.: niet verwarren met stationaire bevolking.

stadsgewest
Een centrale stad-agglomeratie met de er omheen liggende gemeenten. Een stadsgewest is niet ruimtelijk aaneengesloten, maar wel een functionele eenheid. Door de intensieve relaties (woon-werkverkeer, gerichtheid op de stad wat betreft de voorzieningen e.d.) functioneert een stadsgewest als een eenheid.

standarisatie
Een statistische techniek die gebruikt wordt om de vergelijkbaarheid van demografische gege- vens van bevolkingen te vergelijken door het effect van de leeftijdsopbouw uit te schakelen. B.v.: Mexico heeft een veel jongere leeftijds- opbouw dan Nederland en dat heeft uiteraard gevolgen voor b.v. de sterftecijfers (Mexico 5,1 en Nederland 8,7). Stel nu dat de bevolking van Mexico als stan- daardbevolking wordt genomen, dan gaat men bij de berekeningen er vanuit dat Nederland dezelf- de leeftijdsopbouw zou hebben als Mexico. In dat geval bedrage de gestandariseerde sterftecijfers: Mexico 5,1 en Nederland (b.v.) 3.0 Als Nederland als standaardbevolking wordt genomen dan zijn de gestandariseerde sterftecijfers: Mexico (b.v.) 26,5 en Nederland 8,7

stationaire bevolking
Bij een stationaire bevolking is het aantal ge- boorten gelijk aan het aantal sterfgevallen, is er geen migratie-effect en ligt de vruchtbaarheid op het vervangingsniveau. De bevolkingsomvang blijft zodoende onveranderd, evenals de leeftijds- samenstelling. Bij een stationaire bevolking hoort een toren- of klokvorm van een bevolkingspiramide. Opm.: Als de vruchtbaarheid onder het vervangingsniveau ligt, dan kan dit `tekort aan geboorten` worden aangevuld door een immigratie-overschot. Ook in dit geval is er sprake van een stationaire be- volking.

stedelijke gemeente
Gemeente met meer dan 100.000 inwoners. Opm.: de plattelandssteden, de forensengemeenten en de verstedelijkte plattelandsgemeenten vallen buiten deze categorie. Andere naam: C-gemeente.

steekproefonderzoek
Onderzoek waarbij een representatieve selectie uit de bevolking wordt gemaakt. O.b.v. de be- vindingen van die geselecteerde bevolking trekt de onderzoeker conclusies met betrekking tot de gehele bevolking (populatie). Andere naam: survey.

sterftecijfer
Het aantal sterfgevallen op de 1000 inwoners van een gebied in een jaar. (Nederland 1994: 8,7) Zie ook standarisatie.

sterftecijfer (gestandariseerd)
Zie standarisatie.

sterftekans
De kans (procentueel) dat iemand van een bepaalde leeftijd komt te overlijden binnen één jaar.

sterfteoverschot
Het aantal sterfgevallen overtreft het aantal geborenen in een bepaalde periode. Er is dus sprake van een negatieve natuurlijke groei. Dit is in Nederland in de 20e eeuw niet meer voorgekomen.

sterftetafel
Een statistische beschrijving van het afstervings- proces van een bevolking. In dergelijke tabellen kun je de sterftekansen en de levensverwachting op elke leeftijd terugvinden.

suburbanisatie
De trek van de stedelijke bevolking vanuit de grote stad-agglomeratie naar de directe omgeving van die stad-agglomeratie. Tijdens de suburbanisatiefase van het verstede- lijkingsproces was deze trek het omvangrijkst. Suburbanisatie heeft niet alleen betrekking op de migratiebeweging van de bevolking, maar op alle stedelijke activiteiten (waaronder bedrijven, voorzieningen e.d.) die zich in een van oorsprong landelijk gebied rondom de stad-agglomeratie gaan vestigen.

suburbanisatie
Een migratiebeweging waarbij mensen wegtrekken uit de grote stad en zich vestigen in (kleine) dorpen op het nabije platteland.

survey
Zie steekproefonderzoek.

toeristenbalans
1. Een overzicht waarin staat hoeveel geld een land aan buitenlandse toeristen verdient en hoeveel de eigen bevolking in het buitenland uitgeeft. Als er meer geld wordt verdient dan er wordt uitgegeven, is de toeristenbalans positief. Anders is de balans negatief. (kan ook voor een regio bekeken worden) 2. Het verschil tussen inkomend en uitgaand toerisme van een land, uitgedrukt in aantallen toeristen.

transitiemodel
De overgang van een hoge natuurlijke bevolkingsgroei naar een lage natuurlijke bevolkingsgroei.

tweede generatie
Diegenen waarvan de ouders uit het buitenland afkomstig zijn, maar die zelf in Nederland zijn geboren en getogen.

uitstel van geboorten
Het verschijnsel waarbij vrouwen besluiten pas op latere leeftijd kinderen ter wereld te brengen.

urbaan
M.b.t. stedelijke gebieden.

urbaan-rurale migratie
Migratiebeweging vanuit de stedelijke gebieden naar de plattelandsgebieden in de nabije om- geving van de grote steden. Deze trek is het omvangrijkst tijdens de sub- urbanisatiefase van het verstedelijkingsproces.

urbanisatie
De toenemende concentratie van de bevolking in stedelijke gebieden. De oorzaken van urbanisa- tie zijn de ruraal-urbane migratie en de eigen na- tuurlijke groei van de steden. De urbanisatie vond m.n. plaats in de urbanisatie fase van het verstedelijkingsproces. De Westerse landen kenden een sterke urbani- tie tijdens en na de Industriële Revolutie. De Derde Weredlanden kennen na de dekoloni- satie een sterke urbanisatie.

urbanisatiegraad
Het percentage van de totale bevolking van een land dat in de steden woont. Opm.: Het percentage wordt sterk beïnvloed door de definitie van de stad die men in elk land gebruikt. (Nederland 1994: 89% Ter vergelijking het Derde Wereldland Indonesië kent een urbanisatiegraad van 34%) Zie ook: de typologie van de Nederlandse gemeenten naar verstedelijkingsgraad. Andere naam: verstedelijkingsgraad.

urbanisatietempo
De snelheid waarmee de urbanisatiegraad van een land jaarlijks toeneemt of afneemt. In het algemeen ligt het urbanisatietempo in de rijke ontwikkelde landen laag, terwijl het tempo in de Derde Wereldlanden erg hoog ligt.

vakantieparticipatie
Het percentage van de bevolking van een land dat minstens één keer per jaar met vakantie gaat.

verdubbelingstijd
De tijd die verstrijkt voordat een bevolking in omvang is verdubbeld bij een gelijk blijvende positieve natuurlijke groei. Formule: 72 : groeipercentage van de natuurlijke groei (Nederland in 1994: 180 jaar Ter vergelijking een Derde Wereldland als Indonesië 40 jaar)

vergrijzing
Het proces waarbij naar verhouding steeds meer 65-plussers deel uitmaken van de totale bevolking. Samen met ontgroening is vergrijzing onderdeel van het verouderingsproces van de bevolking. Soms spreekt men van dubbele vergrijzing: de toename van het percentage van de bevolking van 85+ op de totale bevolking. (In 1900 maakte de bevolking van 65 en ouder slechts 6% uit van de totale bevolking in Neder- land; in 1994 was dit percentage 13,2%)

vergrijzing
Het toenemen van het percentage ouderen (55+) in de samenleving.

veroudering
Het proces waarbij het aandeel ouderen op de totale bevolking geleidelijk toeneemt (vergrijzing) en het aandeel jongeren op de totale bevolking geleidelijk afneemt (ontgroening).

verstedelijking
Zie urbanisatie.

verstedelijkingsgraad
Zie ook de typologie van de Nederlandse gemeenten naar verstedelijkingsgraad. Andere naam: urbanisatiegraad.

verstedelijkingstempo
Zie urbanisatietempo.

verstedelijkte platteland
Gemeenten waarbij minder dan 20% van de beroepsbevolking werkzaam is in de landbouw, de gemeente telt minder dan 20.000 inwoners en heeft geen uitgesproken verzorgende functie. Door suburbanisatie is het aantal verstedelijkte plattelandsgemeenten -m.n. in de omgeving van de grote steden- sterk toegenomen. Deze gemeenten vallen onder de B-gemeenten.

vertrekoverschot
Het aantal vertrekkers (emigranten) is groter dan het aantal vestigers (immigranten) in een gebied in een jaar. Er is dus sprake van een negatief migratiesaldo.

vervangingsfactor
Zie reproductiefactor.

vervangingsniveau
Het vruchtbaarheidsniveau waarbij een generatie vrouwen gemiddeld precies genoeg dochters krijgt om zichzelf te `vervangen` in de bevolking. Het vervangingsniveau is gelijk aan een netto-reproductiefactor van 1.

vestigingsoverschot
Het aantal vestigers (immigranten) is groter dan het aantal vertrekkers (emigranten) in een gebied per jaar. Er is dus sprake van een positief migratiesaldo.

Ville de Paris
De stad Parijs zelf. Het heeft meer dan 2 miljoen inwoners.

Villes Nouvelles
Nieuwe steden die vooral de woonfunctie en delen van de werkfunctie van een nabije grote stad (met veel congestieverschijnselen) moet opvangen. Kenmerken: Veel voorzieningen (onderwijs en gezondheidszorg). Veel werkgelegenheid. Minder forensen, door aanwezigheid van werk, daarom geen slaapsteden. Midden en hogere inkomensgroepen. Meer laagbouw in lagere bevolkingsdichtheden. Moderne architectuur. Goede verbindingen met Parijs (RER). Veel recreatiemogelijkheden.

vluchteling
Een voormalige asielzoeker die tot Nederland is toegelaten en de status van vluchteling heeft, alsmede een asielzoeker die naar Nederland is gekomen en een vergunning tot verblijf (VTV) heeft gekregen. Er wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen een politieke en een economische vluchteling. Zie ook: asielzoeker.

volk
Een groep mensen die op grond van raciale, culturele, historische en godsdienstige kenmerken bij elkaar horen en zich ook bewust zijn van saamhorigheid.

volkstelling
Een integrale telling van de bevolking van een land op een bepaald moment. Hierbij gaat het niet alleen om het aantal inwoners, maar ook om demografische en sociaal-economische ken- merken van de bevolking op dat moment. In Nederland is de laatste decennia geen volks- telling meer gehouden, omdat men de gegevens haalt uit de gemeentelijke bevolkingsregisters. Andere naam: census.

vreemdeling
Iemand die van het land waar hij-zij woont en verblijft de nationaliteit (nog) niet heeft. (In Nederland lag dat percentage in 1993 op 5%). Andere naam: buitenlander en niet-Nederlander.

vruchtbaarheid
De werkelijke gerealiseerde voortbrenging van kinderen door een bevolking.

vruchtbaarheidscijfer
Het gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw ter wereld zal brengen indien gedurende haar repro- ductieve periode de waargenomen leeftijdsspeci- fieke vruchtbaarheidscijfers zouden blijven gelden. (Nederland 1994: 1,569) Ook genoemd het totaal vruchtbaarheidscijfer.

vruchtbaarheidscijfers
Aantal levendgeborenen per jaar per 1000 vrouwen in de leeftijd van 15 tot 45 jaar.

vruchtbare leeftijd
Zie reproductieve leeftijd.

werkloosheid
Het percentage van de feitelijke beroepsbevolking dat op de arbeidsmarkt geen werk kan vinden.

zuigelingensterfte
Het aantal kinderen dat, voordat de leeftijd van 1 jaar wordt bereikt, per 1000 levendgeborenen sterft in een jaar. (Nederland in 1994: 5,6)

a-gemeente
Zie typologie van de Nederlandse gemeenten naar verstedelijkingsgraad.

b-gemeente
Zie de typologie van de Nederlandse gemeenten naar verstedelijkingsgraad.

c-gemeente
Zie de typologie van de Nederlandse gemeenten naar verstedelijkingsgraad.

c.b.s.
Centraal Bureau voor de Statistiek (te Voorburg en Heerlen). Deze instelling is belast met het verzamelen, bewerken en publiceren van alle mogelijke statistische gegevens t.b.v. de praktijk of wetenschap. De afdeling Bevolkingsstatistieken houdt zich bezig met de demografie. De bekendste uitgave is het jaarlijks gepubliceerde `Statistisch Zakboek`.

e.g.g.
Zie economisch-geografisch gebied.