Stichting Geologische Kring Den Bosch

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde > Geologie
Datum & Land: 28/02/2007, NL offline
Woorden: 431


Dorsaal
Aan de rugzijde gelegen.

Dorso-Ventraal afgeplat
Van rug- naar buikzijde afgeplat.

Draaier
Bij gewervelde dieren het eerste of tweede element van de wervelkolom.

Dubbele breking
Het verschijnsel dat een invallende lichtstraal wordt gesplitst in twee gebroken stralen.

Echinodermaten/stekelhuidigen
Ongewerveld dier, behorend tot de stam der stekelhuidigen, met een skelet uit kalkplaten of uit kalk of kiezelnaaldjes. Het dier heeft een vijfstralige symmetrie. Voorbeeld: zeeëgel.

Ecologie
Studie die zich bezighoudt met de samenhang tussen planten, dieren en hun natuurlijke omgeving.

Ecosysteem
Een ecologisch systeem binnen een bepaald natuurlijk milieu, zoals een tuinvijver, maar ook oceanen.

Ectotherm
Koudbloedig dier dat de lichaamstemperatuur door actief handelen constant houdt door bij warmte de schaduw op te zoeken en bij kou de zon. Voorbeeld: reptielen.

Elementaire cel
Het grondpatroon van een kristal, het bestaat uit het kleinst mogelijke aantal atomen, zodanig gerangschikt, dat herhaling hiervan in alle richtingen tot de uiteindelijke vorm van het kristal leidt.

Endogeen proces
Proces dat zich binnen in de aarde afspeelt.

Endotherm
Warmbloedig dier dat door zijn stofwisseling passief de lichaamstemperatuur constant kan houden. Voorbeeld: zoogdieren.

Enkaryote
Plant of dier met cellen met een duidelijke kern die het genetisch materiaal bevat.

Entoplastron
De mediane beenplaat van het buikschild van schildpadden.

Epidermis
De niet-doorbloede, ongevoelige bovenlaag van de huid (opperhuid) van gewervelde dieren.

Epiplanktonisch
Zwevend in de waterlaag tussen het oppervlak van de zee tot ca. 200 m diepte.

Epiplastron
Een van de beenplaten aan de voorzijde van het buikschild van schildpadden.

Epistomium
Bij kreeftachtigen het gebied (en de ventraalplaat) waarin mond en tweede antenne zijn gelegen.

Evoluut
Los gespiraliseerd.

Exogeen proces
Proces dat zich afspeelt door invloeden van buitenaf.

Exoskelet
Het harde pantser bij geleedpotigen.

Faciës
Karakter van de lagen van de aardkorst. Totaal van eigenschappen die bepalend zijn voor het milieu waarin gesteenten gevormd worden.

Fantomen
Vroegere kristallijne vormen die in het kristal nog zichtbaar zijn.

Filteraar
Een organisme dat voedselpartikels uit het water filtert.

Flagel
Een zweepvormig aanhangsel.

Fluorescentie
De uitstraling van zichtbaar Iicht onder invloed van een bestraling (al of niet zichtbaar) van een kortere golflengte, zoals ultraviolette (UV) lichtstralen of door röntgenstralen; als de uitstraling voortduurt nadat de stimulerende straling is beëindigd spreekt men van fosforescentie.

Fonoliet
Eruptief, neovulkanisch alkaligesteente dat wat de samenstelling betreft overeenkomt met nefelien syeniet.

Fosforescentie
Zie fluorescentie.

Fossiel
Geconserveerde overblijfselen of sporen van leven van minstens 10.000 jaar oud.

Fossielenbestand
Bewijs van vroeger leven, in de vorm van fossielen beschikbaar.

Fotosynthese
Het proces waarin met behulp van zonlicht in de chloroplasten van planten suikers worden geproduceerd.

Frontale
Bij gewervelde dieren, een van een paar schedelbeenderen.

Gabbro
Diep, basisch gesteente dat bestaat uit basische plagioklazen van pyroxenen, amfibolen en olivijnen.

Gastropoda
Klasse van ongewervelde dieren, gewoonlijk met een gedraaide kalkschelp. Voorbeeld: slakken.

Gebande ijzerertsformaties
Opeenvolging van gesteentelagen van afwisselend ijzerrijke en ijzerarme chemisch gevormde sedimenten.

Gecreneleerd
Voorzien van kerfjes, kanteelvormig.

Gelatineus omhulsel
Een gelatineuze stof in een aantal planten aangetroffen, die door deze afgescheiden kan worden.

Genale hoek
Niet-gestekelde hoek van de wang bij trilobieten.

Genale stekel
Tot een stekel verlengde hoek van de wang bij trilobieten.

Genus
Geslacht

Geode
Holte in een gesteente of een ader die deels of geheel opgevuld is door gekristalliseerde mineralen.

Gepolariseerd licht
Licht dat slechts in één vlak trilt, welke trillingen loodrecht staan op de voortbewegingsrichting.

Geslachtsdimorfie
De situatie waarbij organismen van het mannelijke en het vrouwelijke geslacht verschillen van vorm.

Gesteentevormend
Dieren of planten die in zulke grote hoeveelheden voorkomen dat zij het merendeel van een gesteente vormen.

Gewerveld dier
Dier met wervelkolom.

Gezichtsnaad
Groeve over het kopschild van een trilobiet, waarlangs de huid bij vervelling opensprong.

Gidsfossiel
Een fossiele soort die kenmerkend is voor een bepaalde laag van de aardkorst en slechts een beperkte tijd voorkwam.

Glabella
Bij trilobieten het centrale deel van het kopschild.

Glans
De weerschijn op het oppervlak van een mineraal; de mate waarin die weerschijn zich aan het oog voordoet.

Glauconietisch
Een matrix die het mineraal glauconiet bevat, hetgeen aangeeft dat deze matrix onder mariene omstandigheden werd gevormd.

Gonaden
Geslachtsklieren

Gordel
Bij gewervelde dieren de constructie van beenderen die de ledematen ondersteunt; bij keverslakken de zoom rond de schelpstukken.

Gossan (Eng.)
Oxydatiezone van metaaladers.

Graniet
Magmatisch gesteente uit het diepste der aarde; kaliveldspaat heeft in dit gesteente de overhand op zuur plagioklaas; graniet bevat veel kwarts.

Greisen
Resultaatvan pneumatolitische verandering van graniet.

Groeilijnen
Lijnen die de verschillende perioden van groei aangeven.

Habitus
De gewone verschijningsvorm van een mineraal, die kenmerkend kan zijn voor een bepaalde vindplaats.

Halteren
Bij vliegen: de tot evenwichtskolfies gereduceerde achtervleugels.

Hamer
Het meest buitenwaarts gelegen beentje van het binnenoor van gewervelde dieren.

Heterocerke staartvin
Een vissestaart met ongelijke lobben (asymmetrisch).

Homocerke staartvin
Een vissestaart met gelijke lobben (symmetrisch).

Huidpantser
De benige platen in de huid van een aantal gewervelde dieren.

Huidtand
Een tandachtige structuur in de huid van haaien.

Hydrothermaal mineraal
Mineraal dat ontstaat - neerslaat - uit oplossingen in heet water.

Hydrothermale processen
Geologische processen, waarbij heet water is betrokken, gepaard gaande met vulkanische activiteit.

Hyoplastron
De gepaarde, tweede laterale beenplaat van het buikschild van schildpadden.

Hypergeen proces
Natuurlijk verweringsproces dat zich afspeelt in de bovenste laag van de aardkorst, in de atmosfeer of in de hydrosfeer.

Hypidiomorf kristal
Gedeeltelijk ontwikkeld kristaI.

Hypogeen mineraal
Mineraal uit de diepte.

Hypoplastron
De gepaarde, derde laterale beenplaat van het buikschild van schildpadden.

Idiomorf
Volledig begrensd door de eigen kristalvlakken.

Impregnatie
Doordringing: het opvullen van de fijne gaatjes van een gesteente of een erts door mineralen die later ontstaan.

Impressie
Fossiele indruk van een plant, de plant zelf is niet meer aanwezig.

Infiltratie-afzettingen
Afzettingen of lagen die ontstaan door het neerslaan van mineralen die hun minerale gehalte gekregen hebben door uitspoeling van het aardoppervlak of van oudere lagen die dichter bij het oppervlak liggen.

Interambulacrum
Interambulacraalveld, d.w.z. het deel van het skelet van stekelhuidigen dat tussen de ambulacra is gelegen.

Interarea
Het klepdeel tussen wervel en slot bij tweekleppigen en brachiopoden.

Interradialia
Ruitvormige platen in de kelk bij blastoïden.

Intrusie-gesteenten
Gesteenten die ontstaan zijn doordat magma in de bovenste delen van de aardkorst gedrongen en daar gestold is.

Invertebraten
Ongewervelde dieren (Invertebrata).

ionenbinding
Een binding tussen twee atomen, doordat elektronen van het ene naar het andere atoom overgaan.

isomorf
Dezelfde atoomstructuur hebbend, maar verschillend in chemische samenstelling.

Isomorfie
Uitwisseling (wederzijdse vervanging) van elementen en radicalen met dezelfde eigenschappen (bijvoorbeeld Ca-Na in plagioklazen, Ca-Mg in carbonaten).

Isotropie
Natuurkundige eigenschappen die in een bepaald milieu in alle richtingen gelijk zijn

Jukboog
Een beenspang bij zoogdieren aan de zijkant van de kop onder het oog.

Kalkhoudend
Is samengesteld uit of bevat calciumcarbonaat (CaCO3).

Kalkplaatjes
De losse plaatjes waaruit het skelet van stekelhuidigen is opgebouwd.

Kalksteen
Sedimentair gesteente dat voor meer dan de helft uit calciumcarbonaat bestaat.

Karaat
a. gewichtseenheid voor edelstenen:

Kardinale tanden
De centrale tanden waarmee de kleppen van brachiopoden en tweekleppigen scharnieren.

Kelk
Bekervormige structuur bij veel stekelhuidigen, bij koralen het woonkamertje van de poliep boven in de buisvormige theca.

Kenozoïcum
De vierde era in de geschiedenis van de Aarde, tussen 65 en 2 miljoen jaar geleden.

Kiezelzuur, silicaat
SiO2 als kwarts of kiezel, overvloedig aanwezig in de natuur.

Knobbel
Het uitsteeksel op het kauwvlak van een tand.

Knol
(biol.): Een verdikte ondergrondse wortel of stengel van een plant; (geol.): Een betrekkelijk klein. afgerond, vaak onregelmatig gevormd lichaam bestaande uit een mineraal of uit een aggregaat van mineralen, dat anders van samenstelling is dan het gesteente waar het in voorkomt.

Knopen
Bij planten het aanhechtingspunt van het blad.

Kolletzijde
De zijde van een gefacetteerde edelsteen, waar zich het kollet bevindt; dit is het onderste geslepen vlak.

Kolonie
Een verzameling van met elkaar samenhangende organismen die uit een individu zijn voortgekomen.

Koralliet
Ook theca, het skelet van een afzonderlijk individu uit een kolonievormend koraal.

Kraakbeen
Sterk gespecialiseerd weefsel dat hard, maar buigzaam is.

Kriskras-gelaagdheid/laminatie
Onder verschillende hoeken afgezette lagen dikker dan 1 cm, of laminaties dunner dan 1 cm.

Kroonzijde
De zijde van een gefacetteerde steen waar zich de kroon (of tafelvlak) bevindt; dit is het bovenste geslepen vlak.