Dansmaar - dansbegrippen
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Kunst, muziek & cultuur > Dans en ballet
Datum & Land: 27/01/2014, NL
Woorden: 494
Metafoor
Niet verbaal gegeven dat als teken voor iets anders gebruikt wordt.
Melodisch
Betrekking hebbend op de melodie , melodie voortbrengend.
Melodie
Opeenvolging van muzikale tonen in een afgeronde orde en logische ontwikkeling, in minder specifieke zin een opeenvolging van muzikale klanken met betrekking tot hun welluidendheid, meestal met positieve waardering.
Mise-en-scène
Alle uiterlijke aspecten van de uitvoering, zoals o.a. de decors, kostuums en rekwisieten.
Minimal music
Muziek die gekenmerkt wordt door (haast eindeloze) herhalingen van korte motiefjes, van basiselementen.
Minimal dance
Dans die gebaseerd is op simpele basisbewegingen die steeds herhaald worden.
Minimal art
Een trend in de schilderkunst en de beeldhouwkunst die zich gedurende de jaren zestig en zeventig vooral in Amerika en Engeland heeft ontwikkeld. Zoals de naam al aangeeft is Minimal Art tot zijn essentie teruggebrachte kunst. Zij is zuiver abstract , objectief en anoniem, ontdaan van iedere opsmuk of expressie.
Mime
Uitbeelding van emoties met gebaren, zonder gebruik te maken van het gesproken woord.
Milieu
Oefeningen, gedaan in het midden van de zaal om evenwicht en beheersing te verbeteren.
Motoriek
Mate van beweeglijkheid van het lichaam.
Moresque
Van origine een snelle en spectaculaire zwaarddans. Van de 15e tot de 18e eeeuw populair als beweeglijke volksdans in twee- of driedelige maat.
Moderne dans
Een dansstijl die begin 2Oste eeuw ontstaan is in Amerika en Europa, waarin vanuit persoonlijk emoties gezocht werd naar een eigen (expressionistische) danstaal. Grondleggers waren Martha Graham (VS) en Mary Wigman (Duitsland). De moderne dans is minder aan regels onderworpen en minder gestructureerd dan het klassiek ballet . Het gemeenschappelijke van moderne dansvormen is dat deze technieken niet gebaseerd zijn op het en dehors principe van de academische danstechniek.
Modern ballet
Elk ballet, stammend uit de 2e helft van de 20e eeuw.
Modern dance
Verzamelnaam voor danstechnieken gebaseerd op de Grahamdans of andere niet academische dansen, waarbij de regels van het klassieke ballet, met name op het gebied van het ontkennen van de zwaartekracht, niet meer van toepassing zijn.
Mythologie
Verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over de godenwereld, het ontstaan van de aarde en de mensheid, en andere grootse gebeurtenissen uit de oertijd.
Neo-klassiek
Hiermee beschrijft men de balletten die zijn ontwikkeld door George Balanchine, gebaseerd op de klassieke balletten van Marius Petipa uit het einde van de l9de eeuw.
Notator
Legt de passen en de bewegingen van een ballet vast met het systeem van von Laban of van Benesh.
Notatie
Systeem van grafische tekens, waarmee balletpassen op papier worden vastgelegd.
Oppositie
Bij de meeste sprongen wordt, als het linkerbeen leidt, de rechterarm geheven of naar voren uitgestrekt, en andersom. Dit begrip heet oppositie.
Orkestra
Of orchestra. Ronde open plaats voor het podium in een klassiek Grieks theater waar het koor met zang en das haar optreden verzorgt tussen de diverse bedrijven door.
Pas de deux
Een dans voor twee mensen, meestal een man en een vrouw, ook wel duet genoemd. In de moderne dans komen ook wel eens pas de deux voor met twee mannen of twee vrouwen.
Partner
Degene met wie gedanst wordt
Partituur
De complete bladmuziek of dans notatie van een ballet .
Patronen
Bijvoorbeeld cirkel, zig-zag, lijnen, slinger, waarlangs men zich op het podium voortbeweegt.
Pantomime
Het uitbeelden van een dramatische handeling alleen maar door gebaren en mimiek, vaak gecombineerd met muziek, ballet of dans.
Petit allegro
Kleine sprongetjes en passen, uitgevoerd in enchainement s.
Performance
Handeling of actie van een kunstenaar met publiek erbij, waarbij van tevoren een planning gemaakt is wat men ongeveer denkt te gaan doen. Meestal is deze handeling niet verhalend en kan het publiek, vaak bij de performance betrokken, op elk gewenst tijdstip in of uit lopen. In de jaren zestig werd deze kunstvorm voor het eerst toegepast.
Pente
Vroeger liep het podium schuin naar de zaal af. Die helling wordt pente genoemd. Tegenwoordig zijn de podia horizontaal en loopt de zaal af, richting toneel.
Pirouette en dedans
Een pas waarbij de danser naar binnen draait, naar het standbeen toe. Pirouettes worden uitgevoerd en pointe of demi-pointe.
Plaatsing
De correcte houding van het ene lichaamsdeel t.o.v. het andere.
Plié
Een basisbeweging van het ballet, waarbij de knieën worden gebogen.
Postmodern
Ultramodern, ook wel: volgens de regels van het postmodernisme: een stroming in de kunsten die o.a. graag teruggrijpt naar het verleden door gebruik te maken van citaten.
Posities
De meeste balletpassen beginnen en eindigen met de armen en benen in een van de posities. Van de armposities zijn er vijf genummerd en nog drie posities met Franse namen, van de voeten zijn er ook vijf genummerde posities, waarvan de vierde twee variaties kent.
Port de bras
De arm- en handbewegingen van het ballet.
Proscenium
Het voorste gedeelte van het toneelpodium, vóór het gordijn.
Promenade
Soms een onderdeel van de pas de deux . De mannelijke danser loopt om de vrouw been en ondersteunt haar, terwijl zij en pointe een arabesque of een attitude uitvoert.
Productieleider
Verantwoordelijke persoon voor het technische en organisatorische proces bij de realisatie van de voorstelling.
Productie
In dit verband: (het tot stand brengen van) de voorstelling.
Processie
Optocht waarbij priesters en gelovigen in of buiten de kerk blijk geven van hun geloof en- of verering voor een of meerdere heiligen waarbij allerlei kerkelijke attributen worden meegevoerd en op sommige rustplaatsen sacrale dansen uitgevoerd worden.
Prima ballerina
Belangrijkste vrouwelijke danser van een balletgezelschap.
Prima Donna Assoluta
Allerhoogste rang die een ballerina kan bereiken. Slechts bij uitzondering wordt deze toegekend.
Presage-lift
Een lift bij de pas de deux , waarbij de mannelijke danser de vrouw hoog boven hem optilt, met gestrekte armen.
Premier danseur
Belangrijkste mannelijke danser van een balletgezelschap.
Pure dans
Moderne dansvorm waarbij de dansbewegingen zelf zowel onderwerp als inhoud zijn. De pure dans verwijst alleen maar naar het dansen zelf en is anti-expressionistisch. Merce Cunningham is een van de grondleggers van deze dansvorm.
Révèrence
Buiging die door dansers wordt gemaakt aan het eind van een les of een voorstelling.
Répètiteur
Geeft les in het repertoire en leidt de repetities. Meestal een voormalig danser.
Repertoire
De verzameling balletten die door een gezelschap wordt uitgevoerd. Leerlingen moeten een deel van het repertoire leren, als onderdeel van hun opleiding.
Rekwisieten
Voorwerpen die belangrijk zijn voor het verhaal en die dansers of acteurs gebruiken op het podium.
Recensie
Beoordeling, kritische beschouwing van een werk van kunst of wetenschap in een dagblad of tijdschrift.
Recensent
Journalist die een (dans)voorstelling voor krant of televisie bespreekt en van commentaar voorziet.
Ritmische structuur
Vormgevingsmiddelen die ontleend zijn aan muziek, beeldende vormgeving of drama kennen meestal een ritmische structuur. Een ritmische structuur bestaat uit het bewegingsritme, het ademritme en muzikale structuren. Ritme wil zeggen:het regelmatig herhalen van gelijke of gelijksoortige elementen.
Richting gedacht
Vanuit het eigen lichaam is dit bijvoorbeeld voorwaarts,achterwaarts, zijwaarts, diagonaal.
Romantisch ballet
Balletten die zijn ontstaan tijdens de romantiek, begin I9de eeuw. Het zijn meestal geheimzinnige sprookjesverhalen.
Ruimte
Het begrip ruimte kent de volgende onderverdelingen: richtingen, vlakken, kinesfeer, lagen, vorm van het lichaam, vormverandering, patronen, plaatssituering in de ruimte, opstelling, unifocus-multifocus, ruimtelijke intentie.
Saltarello
Van oorsprong Italiaanse dans in 3-8 of 6-8 maat, waarbij de nadruk op springen ligt. Vooral populair in het Frankrijk van de 16e eeuw.
Scenario
Beschrijving op papier van de actie die tijdens het ballet op het toneel plaats vindt.
Skene
Klein gebouw in de klassieke Griekse openluchttheaters ter afsluiting van het toneel. Ons woord scène komt hier vandaan.
Solo
Een dans voor één persoon.
Sprookjesballet
Verhalend ballet uit de 19e eeuw met een (vaak bekend) sprookje als uitgangspunt.
Spotten
Techniek die dansers gebruiken om te voorkomen dat ze duizelig worden tijdens het draaien. Je richt je ogen op een vast punt, en probeert dat punt na de draai zo snel mogelijk weer te vinden.
Spitzenvariaties
Verschillende manieren van dansen op de tenen waarvan men in een voorstelling een aantal voorbeelden laat zien.
Spitzen
Speciale, harde schoenen waarmee en pointe wordt gedanst, op de tenen. Ze worden door de vrouwelijke dansers gebruikt, en soms voor een speciaal effect bij een demi-caractère . De leren ondersteuning en de met lijm stijf gemaakte neus van de spitz is vergelijkbaar met een ondersteunend corset wat er voor zorgt dat de holte van de voet wordt ondersteund en dat de tenen worden samengebonden en aldus één massief ledemaat vormen, sterk genoeg om het lichaam van de danser te dragen.
Speciale effecten
Effecten om een speciale sfeer te scheppen met bijvoorbeeld donder, mist of sneeuw. Men gebruikt daarbij lasers, dia- en videoprojecties en nepsneeuw.
Stilering
Elementen uit een kunstwerk,afgebeeld in hoofdtrekken, in een vereenvoudigde, maar karakteristieke vorm.
Stereotype
Karakterisering van een figuur of persoon waarbij men afgaat van het algemene beeld wat men van zo iemand heeft.
Statisch
Zich in evenwicht bevindend, rustig, niet beweeglijk of bewogen.
Suite
Cyclisch muziekstuk dat is samengesteld uit een aantal korte danswijzen, die in dezelfde toonsoorten vaak in liedvorm geschreven zijn.
Systeem
Verschillende methoden voor opleiding van balletdansers. In Nederland wordt meestal gewerkt volgens het systeem van Vagànova.
Synchroon
Gelijktijdig.
Symmetrisch
In overeenstemming met de symmetrie, zodanig verdeeld of te verdelen dat linker- en rechterzijde elkaars spiegelbeeld of gelijkvormig zijn.
Symbolisch
Met de zintuigen waarneembaar teken of voorwerp dat iets geestelijks of abstracts uitbeeldt.
Temps de poisson
Een sprong waarbij het lichaam in de lucht gebogen is, als een vis die uit het water springt.
Techniek
Ten eerste de belangrijke kenmerken van het ballet, zoals passen, draaien, en pointedansen. Ten tweede, de vaardigheid waarmee een danser ze uitvoert.
Thema-balleten
Balletten zonder echt verhaal, die wel duidelijk over iets gaan, zoals Gloria van MacMillan, over de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog.
Thema
Onderwerp waarover men denkt, spreekt of schrijft, waaraan een kunstenaar vorm geeft, punt van behandeling.
Theatrale middelen
Toneelbeeld, kostuums, decor , licht, attributen, geluid.
Theaterdans
Dans,speciaal ontworpen voor opvoering voor publiek in een theater of schouwburg.
Tijd
Het tempo, de duur, de maat, het ritme, de frasering, en de mate van versnellen of vertragen waarin de dansbeweging plaats vindt.
Torso
De romp oftewel het lichaam zonder armen, benen, hoofd en nek.
Travestie
Verkleding, vooral als iemand van de andere sekse.
Tutu
Rok voor de ballerina, gemaakt van vele lagen tule, die erg kort kan zijn (klassiek) of tot over de knie valt (romantisch).
Tweede solist
Rang in een balletgezelschap: je vertolkt bijna alleen (half) solistische rollen.
Uitdraaien
De manier waarop de benen van de danser worden uitgedraaid vanuit de heup. Is erg belangrijk bij het ballet.
Variation
Solo van een danser, soms als onderdeel van een pas de deux, soms van de divertissements .
Vertolking
Het weergeven of verbeelden van de gevoelens in een kunstwerk ( hier natuurlijk:van de dans).
Virtuoos
Beschikkend over een briljante danstechniek.
Vorm van het lichaam
Bijvoorbeeld hoekig, rond, open, groot, klein.
Voorstellingsleider
Persoon die de voorstelling technisch begeleidt.
Vormgevingsprincipes
Structurering en ordening.Structurering: herhalen, omkeren, opeenstapelen, spiegelen, leiden en volgen; thema en variaties; rondo, canon. Ordening naar persoon, beweging, geluid, ruimte, theatrale middelen.
Voordoek
Het doek dat het podium van de zaal scheidt. Soms wordt het voordoek, bij wijze van voorproefje, beschilderd met thema’s uit de voorstelling.
Volksdans
Elk volk over de hele wereld heeft zijn eigen dansen, die van generatie op generatie worden doorgegeven. Volksdans heeft geen ingewikkelde choreografie.
Voetposities
In alle posities worden de benen gestrekt gehouden. De voeten draaien zo ver uit als je knieën. Het gewicht rust op de voorvoet en je hielen raken de grond, maarhoeven er niet doorheen!
Er zijn vijf verschillende wijzen van staan waarbij je gewicht dus op beide voeten rust, hoe je je lijf verder ook houdt.
Eerste positie (en première): Hielen tegen elkaar, knieën en voeten uitdraaien vanuit de heupen.
Tweede positie (en seconde): Voeten uit elkaar plaatsen met ongeveer anderhalf keer je voetlengte er tussen.
Derde positie (en troisième): De hiel van je ene voet halverwege de andere zetten en uitdraaien.
Vierde positie open (en quatrième ouvert): Schuif vanuit de eerste positie je voet dertig cm.naar voren.
Vierde positie gekruist (en quatrième croisé): Vanuit de vijfde positie een voet naar voren schuiven.
Vijfde positie (en cinquième): Zet de ene hiel tegen de grote teen van de andere voet en andersom.
Vocabulaire
Lijst of verzameling van begrippen of kenmerken, in dit geval van b.v.een bepaalde danssoort.
Zeggingskracht
Overtuigingskracht