Marc Verhoeven - Bijbel glossarium

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Christendom
Datum & Land: 15/02/2007, BE offline
Woorden: 219


Tunica
In het klassieke Griekenland en Rome een los kledingstuk dat tot aan de knieën reikte en door mannen zowel als vrouwen gedragen werd. Het kon wel of geen mouwen hebben en werd over het algemeen zonder gordel of ceintuur gedragen.

Vanitas
Latijn voor ijdelheid. Afgeleid van vanitas vanitatum, ijdelheid der ijdelheden, uit het bijbelboek Prediker: een aanduiding voor de vergankelijkheid van het aardse.

Verlucht handschrift
Een manuscript versierd met tekeningen of schilderingen in tempera (9-27: ‘Jezus wast de voeten van Petrus’uit het evangelarium van Otto III).

Verjonging
Afname van de dikte. Term in de klassieke bouwkunst voor het in hoogte geleidelijk dunner worden van zuilen.

Verguldsel
Het mechanisch of chemisch aangebrachte laagje goud of een goudkleurige substantie op het oppervlak van een schilderij een beeldhouwwerk of bouwkundig versiersel. 3-7: Ram en boom

Verdwijnpunt
Zie centraalperspectief.

Veduta
Stadsaanzicht waarin het karakteristieke silhouet van een stad en de ligging van de gebouwen in hun landschappelijke omgeving een belangrijke rol spelen. 20-26: ‘De Bucintoro aan de Molo’ Canaletto)

Virtus
Bepaalde eigenschap, nl. mannelijkheid, moed, standvastigheid, toewijding, en (vooral christelijke) deugd. Vaak geassocieerd met Romeinse keizers, gepersonifieerd door een vrouwenfiguur.

Villa
Oorspronkelijk een groot landhuis (14-26: Villa Rotonda, Andrea Palladio); in modern gebruik echter ook een op zichzelf staand huis (van bepaalde sierlijkheid en afmetingen).

Vieringtoren
Toren die bij een kruiskerk bovenop de vierkante ruimte (=viering) tussen het schip en het presbyterium staat.

Vleugel
Het zijpaneel van een altaarstuk, vaak aan beide zijden gedecoreerd en ook scharnierend, zodat het zowel open als dicht bezet kan worden. 15-3: ‘Gents altaarstuk’ Hubert en Jan van Eyck

Voluut
Een spiraalvormig bouwkundig element, vooral toegepast bij ionische en composietkapitelen (7-2: Tempel van Fortuna Virilis, Rome), maar ook ter versiering gebruikt bij het bouwen van façades en interieuren (14-31: Façade van Il Gesù, Giacomo della Porta, Rome).

Vrije kunsten
Zijn volgens de traditie terug te leiden tot Plato: zij bestonden uit spraakkunst, welsprekendheid, logica, rekenkunde, muziek, meetkunde en sterrenkunde; de beoefening ervan werd nuttig en nodig geacht voor een algehele educatie. Gedurende de middeleeuwen en de renaissance werden de vrije kunsten vaak allegorisch voorgesteld op schilderijen en in beeldhouwwerken.

Wassen
Een dunne laag doorzichtige kleur of inkt aanbrengen bij waterverfschilderijen en penseeltekeningen en soms ook wel bij olieverfschilderijen.

Werken van de maand
De verschillende bezigheden die passen bij de maanden van het jaar. Taferelen of figuren die deze bezigheden illustreren komen vaak voor in verluchte handschriften (11-94: ‘Oktober’ uit Les très riches Heures du Duc du Berry, Limbourg-broers), of werden - soms met de symbolen van de dierenriem – rond de portalen van romaanse en gotische kerken aangebracht.

Wimberg
Frontaal, siergevel boven venster- en deuropeningen in gotische architectuur.

Zilverstift
Kleine, smalle stift van zilver met een spits uiteinde waarmee wordt getekend op een ruwoppervlak (speciaal geprepareerd papier of perkament of een gegrond paneel; voor het eerst in Italië toegepast tijdens de middeleeuwen, elders sedert de vijftiende eeuw, maar in het algemeen in de zeventiende eeuw door het potlood vervangen.

Zoömorf
Letterlijk: ‘met de vorm van een dier’, bijvoorbeeld de grote stenen die door de Maya`s met diervoorstellingen werden behouwen. Anders dus dan de megalieten die in de vorm van steles gehakt zijn.

Zuil
Drager van cirkelvormige doorsnede, doorgaans bestaande uit een basement, een lange, relatief slanke schacht en een kapiteel (5-24: Dorisch, ionische en corintische orde). Een in een muur opgenomen zuil noemt men een pilaster (5-38: Monument van Lysicrates, Athene). Zuilen versierd met spiraalvormige reliëfs werden soms gebruikt als op zichzelf staande `gedenknaalden` (7-37: Onderste deel van de zuil van Trajanus, Rome).