FPO-clopedie

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 425


Kosten van geldlening
Zie: Afsluitkosten.

Kosten van de huishouding
Alle uitgaven, die dienen voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van echtgenoten en hun kinderen, zolang deze deel uitmaken van de echtelijke huishouding.

Kosten koper (k.k.)
Kosten die direct samenhangen met de koop van een bestaand huis. De overdrachtsbelasting, de kadastrale rechten en de notariële kosten zijn voor de koper, plus de afsluitprovisie en eventuele makelaarskosten. Alles bij elkaar bedragen de k.k. ongeveer 10 procent van de koopsom.

Kredietruimte
De mogelijkheid van een particulier of een bedrijf om krediet op te nemen. Dit hangt af van het inkomen en het vermogen.

Krediethypotheek
Hypotheekvorm zonder verplichte aflossing – meestal op basis van variabele rente – waarbij reeds afgeloste bedragen weer kunnen worden opgenomen tot een bepaalde kredietlimiet. Tijdens de looptijd geldt echter geen aflossingsverplichting.

Krach
Het ineen storten van een effectenbeurs door sterk dalende aandelenkoersen. Als dit gebeurt, is er sprake van een neerwaartse spiraal omdat beleggers elkaar volgen.

Langstlevende
Degene van een echtpaar die het langste leeft en dus de ander overleeft.

Langst-leeft-al testament
Verzorgingstestament. Beide echtgenoten laten een testament opstellen waarin zij elkaar tot enig erfgenaam benoemen. Daarnaast krijgt de langstlevende echtgenoot de verplichting om aan de kinderen een bedrag ter grootte van hun erfdeel schuldig te erkennen. Een en ander gebaseerd op de verzorgingsgedachte.

Levensjarenregeling
Een pensioenregeling waarbij iedere salarisverhoging een pensioenverhoging betekent, die wordt gebaseerd op 40 dienstjaren. Het doet er dus niet toe of het echte aantal te bereiken dienstjaren minder is dan 40. Toepassing van het levensjarenbeginsel is een van de middelen om de pensioenbreuk die ontstaat bij verandering van werkgever te beperken. Voor de werkgever is het een dure regeling. Deze regeling is onder de huidige wetgeving niet meer toegestaan.

Levenhypotheek
Een financieringsconstructie waarbij op het eind van een overeengekomen termijn een hypotheek wordt afgelost uit een levensverzekering (kapitaalverzekering) die gelijktijdig is gesloten en waarvan de uitkering bij overlijden of op de einddatum wordt uitbetaald aan de hypotheekverstrekker. Omdat deze levensverzekering niet alleen uitbetaald bij overlijden, maar ook op de einddatum, is er sprake van een ‘gemengde verzekering’.

Legitieme portie
Kinderen en (bij plaatsvervulling) kleinkinderen hebben krachtens de wet in ieder geval recht op een gedeelte van de nalatenschap. Dit noemt men het wettelijk erfdeel of de legitieme portie. De kinderen worden in dat verband aangeduid als legitimarissen. De grootte van de legitieme portie wordt afgeleid van het erfdeel dat de kinderen zouden hebben als er geen testament zou zijn (het erfdeel bij versterf) en het aantal kinderen dat de erflater achterlaat:bij een kind: 1-2 van het erfdeel bij versterf;bij twee kinderen: 2-3 van het erfdeel bij versterf;bij drie of meer kinderen: 3-4 van het erfdeel bij versterf;N.B. De langstlevende echtgenoot is geen legitimaris en heeft als zodanig geen recht op een legitieme portie.

Legataris
Iemand die op grond van een testamentaire beschikking een bepaald goed uit de nalatenschap verkrijgt. De legataris is opvolger onder bijzondere titel van de erflater en draait niet op voor eventuele schulden van de nalatenschap. Ten aanzien van het aan hem gelegateerde goed is hij schuldeiser van de nalatenschap.

Legaat
Een testamentaire beschikking, waarbij een bepaald duidelijk omschreven goed aan iemand toekent. De erfgenaam is verplicht om het gelegateerde af te geven aan de legataris.

Liquiditeitenfonds
Beleggingsinstelling die het geld van deelnemers in deposito’s en dergelijke belegt. Meestal betreft het hier een groeifonds.

Liquide zijn
Geld in contanten aanhouden in plaats van te beleggen. Men lijdt dan geen verlies als de aandelenkoersen dalen en heeft de mogelijkheid te kopen als de koersen sterk zijn gedaald.

Lineaire hypotheek
De lineaire hypotheek is feitelijk de ‘oudste’ hypotheekvorm. Het betreft een hypotheekvorm waarbij ieder jaar een gelijk gedrag wordt afgelost. Over het restant wordt rente betaald. De beginlasten zijn hierbij relatief hoog. Deze vorm wordt veel gebruikt voor leningen aan beleggers.

Lijfrenteverzekering
Levensverzekering waarbij het verzekerde bedrag periodiek wordt uitgekeerd en afhankelijk is van het leven van de genieter.

Lijfrentehypotheek
Hypotheekconstructie (dus geen hypotheekvorm), waarbij een aflossingsvrije hypotheek wordt gecombineerd met een (saldo) lijfrenteverzekering.

Lijfrente
Een periodieke uitkering die afhankelijk is van het in leven zijn van een of meerdere personen. Sommige lijfrenten zijn fiscaal gefacilieerd, dat wil zeggen dat de betaalde premie of koopsom als persoonlijke verplichting aftrekbaar is. Aan deze lijfrenten worden echter wel extra eisen gesteld. Zie ook: gefacilieerde lijfrenten.

Lopende rente
De afgelopen rente op een obligatie vanaf de laatste vervaldag van de coupon tot aan de datum van aan- of verkoop van de obligatie.

Looptijd opties
De periode die resteert tot aan de afloopdatum van het optiecontract.

Looptijd lening
Periode waarvoor de lening wordt aangedaan. Bij hypothecaire leningen is dat vaak dertig tot veertig jaar.

Materiële schenking
Iedere bevoordeling uit vrijgevigheid. Er is bijvoorbeeld sprake van een materiele schenking als de ene partij aan de andere partij iets uit vrijgevigheid verkoopt tegen een te lage prijs.

Marktrente
De op een bepaald moment geldende actuele rente.

Man - vrouw-firma
Een vennootschap onder firma (VOF) tussen echtgenoten. De twee grote voordelen van de man - vrouw-firma zijn dat de totale winst wordt verdeeld over twee echtgenoten en dat beide echtgenoten aanspraak kunnen maken ondernemersfaciliteiten. Voor beide echtgenoten geldt dat ze hoofdelijk aansprakelijk zijn. Tevens zijn beide echtgenoten aansprakelijk met hun gehele privé vermogen.

Makelaar
Een makelaar helpt onder andere bij het verkopen van uw huis en - of bij het zoeken naar een nieuwe woning. Hij kan de woning taxeren en voor u onderhandelen. Het inschakelen van een makelaar bij de koop of verkoop van een woning is niet verplicht, maar wel verstandig.

Maatschap
Zakelijke samenwerking tussen vrije beroepsbeoefenaren zoals bijvoorbeeld advocaten of artsen. Alle maten zijn voor gelijke delen aansprakelijk voor de schulden van de maatschap. Voor dit deel zijn ze ook aansprakelijk met hun privé-vermogen. Er is geen sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid zijn. Tevens zijn beide echtgenoten aansprakelijk met hun gehele privé vermogen.

Meewerkaftrek
Een bedrag dat de ondernemer in verband met zijn, in de onderneming meewerkende echtgenoot, jaarlijks van de winst mag aftrekken. De hoogte van de meewerkaftrek bedraagt een percentage van de winst, afhankelijk van het aantal meegewerkte uren. Ongehuwde belastingplichtigen kunnen ook om toepassing van de meewerkaftrek verzoeken (art. 44n IB).

Meeneemregeling
Regeling voor als u uw oude woning al heeft verkocht, maar nog geen nieuwe woning heeft gekocht. Binnen de termijn van een meeneemregeling kan de oude hypotheek worden opgenomen in de nieuwe, zodat u geen hypotheek tegen ongunstiger voorwaarden hoeft af te sluiten.

Middenloonregeling
Een pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen afhankelijk is van het gemiddelde salaris dat over de deelnemingsperiode is verdiend. Deze regeling wordt ook wel opbouwregeling genoemd.

Mix fund
Beleggingsinstelling die het geld van de deelnemers in verschillende beleggingscategorieën belegt, bijvoorbeeld obligaties, aandelen, onroerende zaken en vreemde valuta.

Nationale Hypotheek Garantie
Een landelijke regeling die de financiering van de aankoop van een woning vergemakkelijkt. De overheid wil het eigen woning bezit stimuleren Het is een zekerheid voor de geldverstrekker waardoor een lagere hypotheekrente voor de financiering geldt.

Nabestaandenlijfrente
Een lijfrente waarvan de termijnen ingaan bij het overlijden van de belastingplichtige diens (ex)echtgenoot of diens (ex)partner. Er is in beginsel geen beperking tot begunstigden en looptijd (art. 45 lid 1 sub g sub 2 IB)

Naamloze vennootschap
Een vennootschap bij notariële akte opgericht met een in aandelen verdeeld kapitaal van tenminste f 100.000,-. De aandelen staan op naam of luiden aan toonder. Iedere aandeelhouder is niet verder aansprakelijk dan tot het bedrag van zijn deelneming.

Navorderingsaanslag
Een belastingaanslag die dient als aanvulling van een eerder opgelegde (te lage) aanslag. Kan alleen worden opgelegd binnen een bepaalde periode en als sprake is van een nieuw feit.

Nettorendement
Nettorendement houdt in dat kosten en eventueel te betalen belasting reeds met resultaat verrekend zijn.

Negatieve hypotheekverklaring
Een verklaring waarmee de hypotheekgever zich jegens de geldverstrekker verbindt de onroerende zaken niet ten behoeve van derden als zekerheid te stellen. Op deze manier blijft de waarde van de onroerende zaak voor de geldverstrekker gereserveerd.

Notaris
Rechtsgeleerd persoon die van overheidswege bevoegd is tot het maken van een authentieke akte. De notaris wordt bij Koninklijk Besluit benoemd.

Notariële akte
Zie: akte.

Nominale rente
De feitelijke marktrente; de werkelijke rente die een hypotheekgever over de hypotheekschuld verschuldigd is.

Nul-inkomen
Een belasting inkomen van nihil of negatief. Het kan worden bereikt door iemands financiën zo te regelen dat geen belaste inkomsten worden genoten (te denken valt aan een saldolijfrente) of door zoveel aftrekposten te creëren dat de belaste inkomsten worden geneutraliseerd.

Obligatiefonds
Beleggingsinstelling die het geld van de deelnemers in obligaties belegt. Dit gebeurt meestal in de vorm van een groeifonds.

Obligatie
Lening met een bepaalde looptijd waarbij de toonder een vordering heeft voor een bepaald bedrag en met een van tevoren bekende rente op de instelling die de obligatie heeft uitgegeven. Een bekend voorbeeld is staatsobligaties.

Ontbindende voorwaarden
Bepalingen in een overeenkomst dat bij het zich voordoen van een bepaalde beschreven omstandigheid de overeenkomst met een beroep op deze bepaling kan worden ontbonden. In een koopovereenkomst worden vaak ontbindende voorwaarden opgenomen met betrekking tot het verkrijgen van de financiering en de Nationale Hypotheek Garantie.

Onroerende Zaak belasting (OZB)
Door de gemeente geheven belasting voor eigenaren en gebruikers van onroerende zaken (grond en gebouwen). De OZB valt in twee delen te splitsen, te weten het gebruikers- of bewonersgedeelte en eigenaarsgedeelte. Huiseigenaren betalen zowel het gebruikers- als eigenaarsgedeelte. In geval van een verhuurde woning, betaalt de huurder het gebruikersgedeelte terwijl de verhuurder het eigenaarsgedeelte betaalt. Bij verhuur is de OZB voor de verhuurder aftrekbaar van de belasting.

Onroerende zaak
Voornamelijk grond en gebouwen, en alles wat daar letterlijk aan vastzit.

Onderverhuur
Verhuren van deel van een woning door de huurder van die betreffende woning.

Onderpand
Alle vormen van zekerheid (woning, effectenportefeuille, levensverzekering) die de geldnemer aan de geldverstrekker verschaft tot zekerheid van de nakoming van zijn verplichtingen.

Onderneming
Organisatorisch verband, gericht op duurzame deelname aan het economisch verkeer met behulp van arbeid en kapitaal en met oogmerk winst te behalen (objectief begrip). Daaronder valt ook het zelfstandig uitgeoefend beroep waarbij het accent meer op de persoonlijke bekwaamheid van de ondernemer ligt.

Ondernemer
Ondernemer is degene voor wiens rekening de onderneming wordt gedreven alsmede degene die, anders dan als aandeelhouder, mede gerechtigd is tot het vermogen van een onderneming (subjectief begrip). De feitelijke bedrijfsuitoefening is dus geen essentieel kenmerk voor het ondernemerschap.

Onderhandse verkoop
Het verkopen van een woning op de vrije markt door de eigenaar zelf.

Onderhandse verkoopwaarde
Waarde van een onroerende zaak in het economisch verkeer (ook wel vrije verkoopwaarde).

Onzuiver inkomen
Het gezamenlijk bedrag van de zuivere inkomsten uit arbeid, uit vermogen, bepaalde periodieke uitkeringen en verstrekkingen (na aftrek van de kosten), de winst uit onderneming en de winst uit aanmerkelijk belang.

Optiepremie
De prijs van een optie.

Optiecontract
Een standaardhoeveelheid van de betreffende optiesoort. Bij beursgenoteerde aandelen is deze standaardhoeveelheid voor opties meestal 100 stuks.

Optie
Een uitdrukking in de effectenhandel waarmee het recht wordt bedoeld om gedurende een bepaalde periode (uitoefenperiode) een zeker aantal effecten te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een vooraf vastgestelde koers (uitoefenprijs). De verkoper van de optie neemt een leverings- of afnameplicht op zich.

Opstalverzekering
Verzekeringsvorm die de verzekeringnemer verzekert tegen de kosten van herbouw van het casco. De eigenaar van een woning, of dat nu nieuwbouw is of bestaande bouw, dient zijn bezit te verzekeren. De opstalverzekering dekt de financiële gevolgen van brand. Tegen een wat hogere premie kan ook stormschade, blikseminslag, schade door water dat uit leidingen stroomt en roetschade worden meeverzekerd. Er zijn ook polissen die vrijwel alle risico’s dekken. Aardbevingen en overstromingen zijn uitgesloten.

Openbare verkoop
Zie: executie.

Open eind constructie (hypotheek)
Bepaling in de hypotheekvoorwaarden dat de looptijd van de hypotheek en de verpande levensverzekering kan worden verlengd tot een nader te bepalen tijdstip.

Ouderlijke boedelverdeling
Verzorgingstestament. Wettelijk geregelde mogelijkheid voor een erflater om zelf een verdeling van een nalatenschap tussen langstlevende en kinderen tot stand te brengen (art. 4:1167 BW). Bij dit testament krijgt de langstlevende echtgenoot alle goederen van de nalatenschap toebedeeld onder de verplichting de erfdelen van de kinderen in contanten schuldig te erkennen. De onderbedelingsvordering die hierdoor voor de kinderen ontstaat is door gaans pas opeisbaar bij het overlijden van de angstlevende.

Ouderlijke bijdrage WSF
De Wet Studiefinanciering hanteert de volgende definities: Ouder: de natuurlijke vader - moeder of de adoptie vader - moeder. Dus niet bijvoorbeeld de stiefvader - -moeder of de pleegvader - -moeder. Inkomen: indien vader - moeder aangifte van het inkomen doet bij de inspecteur per directe belastingen, het door de inspecteur vastgestelde (fiscaal) belastbare inkomen in het peiljaar; -in andere gevallen het ‘zuivere loon’; hiermee wordt bedoeld het brutoloon volgens de jaarspecificatie van de werkgever - uitkeringsinstantie minus de ingehouden belastingen en premies en het arbeidskostenforfait (10% -regeling). Peiljaar: het kalenderjaar waarvoor de toelage wordt gevraagd min drie, dus bijvoorbeeld men vraagt een toelage voor 2000, dan is peiljaar 1997

Oudedagsvrijstelling
Extra vrijstelling in de vermogensbelasting voor personen met onvoldoende pensioenvoorzieningen.

Oudedagslijfrente
Een lijfrente waarvan de termijnen uitsluitend kunnen toekomen aan de premiebetalende belastingplichtige. Aan het tijdstip van ingang van de termijnen worden geen voorwaarden gesteld; de termijnen mogen echter slechts eindigen bij het overlijden van de gerechtigde tot de termijnen (dus de premiebetalende belastingplichtige) (art. 45 lid 1 sub g sub 1 IB).

Oversluiting
Situatie waarbij een bestaande hypotheek wordt afgelost en een nieuwe hypotheek op dezelfde onroerende zaak wordt afgesloten. Bijvoorbeeld in geval van een veel lagere dagrente of bij wijziging van de hypotheekvorm of –constructie. Zie ook: boeterente.

Overlijdensrisicoverzekering
Een levensverzekering die uitsluitend uitkeert bij overlijden van de verzekerde.

Overdrachtsbelasting
Een belasting van 6 % die wordt geheven bij het in eigendom verkrijgen van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. De belasting wordt berekend over de waarde van de onroerende zaak of recht waaraan deze is onderworpen. Geregeld in de Wet op belastingen van rechtsverkeer.

Overdrachtsakte
Een notariële akte, waarin de levering van een onroerende zaak door de verkoper aan de koper is vastgelegd.

Overbruggingslijfrente
Een lijfrente die de mogelijkheid biedt om voorzieningen te treffen voor de periode voorafgaand aan de ingangsdatum van AOW en pensioen. Een overbruggingslijfrente kan elk moment ingaan. De termijnen moeten echter eindigen in het jaar waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt, dan wel in het jaar waarin diens pensioen ingaat. Maximum f 123.529,- (2000) per jaar (art. 45 lid 1 sub g sub 3 IB).

Overbruggings-krediet
Een tijdelijke lening, waarbij de aflossingsdatum niet precies vaststaat en die veelal wordt toegepast om de periode te overbruggen tussen de aankoop van een nieuwe woning en de verkoop van de oude woning.

Overbedeling
Een van de deelgerechtigden erfgenamen heeft een te groot deel van de erfenis- gemeenschap bij verdeling gehad. Er ontstaat daardoor een schuld aan de andere rechthebbenden- erfgenamen.

Overwaarde
Het positieve verschil tussen de huidige onderhandse verkoopwaarde van de onroerende zaak en de hoogte van de hypothecaire schuld.

Passiva
De schulden van een onderneming. Deze staan op de creditzijde (rechterkant) van de balans vermeld, tezamen met de eigen middelen (kapitaal en reserves) en voorzieningen, die daarom ook passiefposten worden genoemd. De schulden worden onderscheiden in kortlopende (direct opeisbaar) en langlopende (meer dan 1 jaar).

Partnerpensioen
Een nabestaandenpensioen voor ongehuwd samenwonenden. Is te vergelijken met een weduwen- of weduwnaarspensioen. Als in de pensioenregeling een regeling van partnerpensioen is opgenomen, dan moet een deelnemer meestal zelf een verzoek indienen voor het verzekeren van partnerpensioen. Er geldt een aantal wettelijke voorwaarden voor het toekennen van een partnerpensioen.

Persoonlijke Verplichtingen
In de Wet op de inkomstenbelasting bestaat een aftrek van persoonlijke verplichtingen. Bijvoorbeeld termijnen van pensioenen, periodieke uitkeringen aan bijvoorbeeld de echtgenoot, betaalde renten van schulden en premies voor fiscaal gefacilieerde lijfrenten.

Persoonlijk inkomen
Het persoonlijk inkomen bestaat uit het gezamenlijke bedrag dat de belastingplichtige geniet als:Winst uit een voor zijn rekening gedreven onderneming;Zuivere inkomsten uit arbeid;Zuivere inkomsten in de vorm van periodieke uitkeringen en verstrekkingen.

Periodieke uitkering
In de Wet IB komt geen definitie voor van het begrip periodieke uitkering. Het begrip heeft gestalte gekregen in de jurisprudentie. Voor een periodieke uitkering gelden de volgende criteria:Onder uitkering wordt verstaan de geldsom aan de genieter betaald of de prestatie aan hem gedaan;De uitkering moet onderdeel kunnen zijn van een reeks van uitkeringen. Het gaat erom of meer uitkeringen redelijkerwijze waren te voorzien;Iedere uitkering – op zichzelf – moet afhankelijk zijn van een toekomstige onzekere gebeurtenis, welke van wezenlijke betekenis is. De onzekerheid kan zowel de duur als de omvang van de uitkeringen betreffen. De wezenlijke betekenis heeft geleid tot het 1% overlijdenskanscriterium;De onzekerheid moet bestaan voor de schuldenaar van de uitkeringen;De uitkering mag geen onderdeel uitmaken van een complex van rechten en verplichtingen (huur en dividend vormen daardoor geen periodieke uitkeringen).

Periodieke verrekenbeding
Beding in de huwelijks voorwaarden waarbij de echtgenoten ter verdeling samenvoegen, hetgeen van het inkomen in het afgelopen kalenderjaar over is gebleven. Het saldo wordt gelijkelijk verdeeld over beide echtgenoten. Indien niet wordt verrekend – en hetgeen over is wordt belegd – dan moet ook de vermogensvermeerdering, ontstaan door belegging van hetgeen uit de inkomsten van een echtgenoot is overgebleven, in de verrekening worden betrokken, tenzij bij huwelijksvoorwaarden anders is bepaald.

Pensioenreglement
Een juridisch document waarin de pensioentoezegging van de werkgever aan de werknemer is vastgelegd. In het reglement wordt vermeld wie er aan de pensioenregeling deelnemen en hoe het pensioen wordt berekend. Verder zijn er bepalingen opgenomen over de consequenties van ontslag, echtscheiding, parttime dienstverband enzovoort.

Pensioenopgave
Opgave van de verzekerde pensioenen die door het pensioenfonds of de verzekeraar wordt opgesteld. De opgave is bestemd voor de deelnemer en wordt meestal door de werkgever uitgereikt.

Pensioenimputatie
Bij gehuwden, geregistreerde partners en diegenen die langer dan vijf jaar een gemeenschappelijke huishouding voeren na het 22e levensjaar, moet bij het bepalen van de vrijstelling voor de heffing van successierecht rekening worden gehouden met de waarde van pensioenaanspraken en lijfrenten. De vrijstelling wordt ingekort met de helft van de gekapitaliseerde waarde van de pensioen- of lijfrenterechten. Deze correctie op de vrijstelling wordt de pensioenimputatie genoemd. In het geval van ouders en kinderen vindt eveneens pensioenimputatie plaats, maar dan wordt de gehele waarde geimputeerd.

Pensioengrondslag
Is dat deel van het salaris waarover het pensioen wordt berekend. Zie ook: franchise en pensioengevend loon.

Pensioengevend loon
Meestal is het pensioengevend loon gelijk aan het salaris verminderd met de franchise.

Pensioengat
Een tekort in de opbouw van pensioen als gevolg van wisseling van werkgever, echtscheiding, late start van de opbouw, eerder stoppen met werken, tijdelijk part-time werken. Toets of u een pensioengat heeft.

Pensioenfonds
Een fonds waarin voor de veiligstelling van pensioenaanspraken gelden worden bijeengebracht. Er zijn bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. In het algemeen staan pensioenfondsen onder toezicht van de Verzekeringskamer.

Pensioendatum
De datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.

Pensioenbreuk
Pensioenverlies dat kan ontstaan door verandering van baan.

Pensioen- en spaar fondsenwet (PSW)
De Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) is in 1953 van kracht geworden. Het belangrijkste doel van de PSW is de bescherming van toegezegde pensioenaanspraken van de werknemers. De PSW is van toepassing op pensioentoezeggingen die een werkgever doet aan personen die zijn verbonden aan zijn onderneming.

Pensioen
Verzamelnaam voor periodieke uitkeringen die het vroegere salaris vervangen ingeval van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. De pensioenuitbetaling stopt als de rechthebbende komt te overlijden. Pensioen vloeit voort uit de verhouding werkgever- werknemer en is een belangrijk onderdeel van de arbeidsvoorwaarden.

Portefeuille
Het totale effectenbezit van een belegger.

Projectrente
Zie: projectaanbieding.

Projectaanbieding
Een door de geldverstrekker aangeboden hypotheek tegen gunstiger voorwaarden en rentetarieven dan normaal. Hiervan is meestal sprake bij nieuwbouwprojecten.

Progressief tarief
Een tarief dat oploopt naarmate het bedrag waar het over wordt berekend groter wordt (inkomstenbelasting en successie- en schenkingsrecht).

Prioriteitsaandeel
Een aandeel waaraan krachtens de statuten bijzondere zeggenschapsrechten verbonden zijn. Zo kunnen de statuten bepalen dat de vergadering van houders van prioriteitsaandelen het recht heeft een bindende voordracht te doen voor de benoeming van bestuurders of commissarissen en het recht van veto hebben bij statutenwijziging of ontbinding van de vennootschap.

Premievrije aanspraken bij ontslag
Als het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum, krijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en weduwen- en wezenpensioen volgens de bepalingen in het pensioenreglement. Deze premievrije aanspraak moet voor wat betreft het ouderdomspensioen minimaal naar evenredigheid van de doorgebrachte dienstjaren worden vastgesteld. Het premievrije weduwenpensioen dient naar ‘redelijkheid’ te worden vastgesteld.

Premievrije (pensioen)opbouw
De meeste pensioenregelingen kennen een gehele of gedeeltelijke premievrije opbouw van pensioen in de situatie dat een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt. Voor deze premie-vrijstelling wordt een opslag berekend, die in de premie is verdisconteerd. De term premievrije opbouw wordt ook wel gehanteerd voor de situatie dat de deelnemers zelf niet bijdragen in de kosten van de pensioenregeling. Er is sprake van een ‘premievrij pensioen’.

Premiesysteem
Een systeem van financiering van de pensioenregeling, waarbij ieder jaar voor het toegekende pensioen een gelijkblijvende premie wordt betaald. Bij gelijkblijvende pensioenaanspraken wijzigt de hoogte van de premie niet. Ook wel beschikbare premieregeling genoemd.

Premiedepot
Als de contante waarde van alle of een gedeelte van de nog verschuldigde premies in een som aan de verzekeringsmaatschappij wordt voldaan met de bedoeling om de desbetreffende premies te zijner tijd van de som af te boeken, dan wordt gesproken over een ‘premiedepot’.

Premie
Een periodiek aan een pensioenfonds of verzekeraar te betalen bedrag, bestemd voor de financiering van een pensioen. Een periodiek aan een levens- of schadeverzekeraar te betalen bedrag bestemd voor de financiering van een schade- of levensverzekering.

Preferent aandeel
Aandelen die recht geven op een bepaald percentage van de nominale waarde ten laste van de winst, voordat enige uitkering aan de gewone aandeelhouder wordt gedaan. Een preferent aandeel is meestal ook bevoorrecht bij liquidatie-uitkeringen.

Provisie
De vergoeding voor bepaalde vormen van dienstverlening, onder meer voor de bemiddeling bij een effectentransactie door een bank of commissionair. De provisie bedraagt meestal een percentage van de aan - verkoopsom. Ook: courtage.