FPO-clopedie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Aardrijkskunde
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 425
Rentevrijstelling
De rentevrijstelling is een vrijstelling in de inkomstenbelasting voor genoten rente. Deze bedraagt f 1.000,- voor ongehuwden, f 2.000,- voor gehuwden en voor een minderjarig kind f 500,-. Voor rente genoten krachtens een spaarloonregeling of premiespaarregeling geldt een extra vrijstelling van maximaal f 1.000,-. Tevens geldt een extra rentevrijstelling voor rente genoten op grond van de Tante Agaathregeling (zie aldaar). Voor de bepaling van de rentevrijstelling moeten rente van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die als aftrekbare kosten of als persoonlijke verplichtingen bij het bepalen van het inkomen in mindering zijn gebracht worden gesaldeerd met de genoten rente. Vanaf 1 januari 2001 zal deze vrijstelling komen te vervallen.
Renteverlies tijdens de bouwperiode
Verschil tussen de over de hypotheek te betalen rente en de rentevergoeding over het saldo in het bouwdepot. Dit renteverlies wordt meestal meegefinancierd.
Rentevaste periode
De periode waarvoor de rente van een hypothecaire lening gedurende een vooraf afgesproken periode vastligt (ook wel rentetypische looptijd). In de markt komt men de volgende mogelijkheden tegen: 1, 2, 3, 5, 7, 10, 15, 20, 25 en 30 jaar. Hoe korter de rentevaste periode, hoe lager het rentepercentage.
Rentespaarbrief
Obligatie waarbij de rente niet jaarlijks, maar in een keer – op basis van samengestelde interest (rente-op-rente) – bij de aflossing wordt uitgekeerd.
Rentemiddeling
Bij oversluiting - verhoging van een hypotheek bij dezelfde geldverstrekker zal deze voor de nieuwe hypotheek dan wel voor de verhoging vaak een gemiddelde rente voorstellen tussen de oorspronkelijke hypotheekrente en de huidige hypotheekrente.
Rentebedenktijd
De mogelijkheid om de rente op ieder gewenst moment gedurende een bepaalde periode vast te zetten. Deze bedenktijd treft men vaak aan bij aanvang van een rentevaste periode (bijvoorbeeld: rente 7 jaar vast, waarvan de laatste 2 jaren met rentebedenktijd). Zie ook: instaprente.
Rente-opslag
Verhoging van de basisrente voor hypotheken zonder Nationale Hypotheek Garantie.
Rente demping
Manier om de renteschommelingen te beperken.
Rente herzieningsdatum
Het vooraf overeengekomen tijdstip waarop de rente voor een afgesloten hypotheek zal worden herzien.
Rente
Vergoeding voor het ter beschikking stellen van geld aan derden.
Rentabiliteit
De mate van winstgevendheid van een onderneming, waarbij gelet wordt op de resultaten van de voorgaande jaren en de prognoses voor de toekomstige jaren.
Rendement
Opbrengst van effecten (koerswinst of –verlies plus dividend of rente) uitgedrukt in een percentage van de oorspronkelijke aanschafwaarde of de op dat moment geldende beurskoers.
Rekening-courant
Lopende rekening tussen twee partijen waarop de onderlinge vorderingen of schulden staan vermeld.
Reiskosten
Bij reiskosten is er sprake van een forfaitaire aftrek. Aftrek vindt alleen plaats wanneer de enkele afstand woon-werkverkeer meer dan 10 kilometer bedraagt. Daarnaast moet het woon-werkverkeer tenminste een maal per week op dezelfde dag plaatsvinden. Voor overige, zakelijke gereden kilometers geldt een maximale aftrek van f 0,60 per kilometer (2000).
Reguliere voordelen
Reguliere voordelen zijn voordelen getrokken uit aanmerkelijk belangaandelen, bijvoorbeeld dividenden, fictief rendement (indien een AB aanwezig is in een buitenlandse beleggingsinstelling), bonusaandelen, teruggaaf op aandelen, borgtochtvergoedingen en de opbrengst bij vestiging van een tijdelijk genotsrecht op AB-aandelen.
Registergoed
Onroerende zaak, grond, geregistreerd schip of vliegtuig, of een aandeel in een van die zaken. De eigendom van een registergoed kan alleen worden overgedragen via een inschrijving in openbare registers (voor huizen in kadaster) (art 3:10 BW).
Reële rente
Het percentage aan rente dat een geldgever boven het op dat moment geldende inflatiepercentage en reële rente vormen samen de nominale rente, ook wel marktrente genoemd.
Reële arbeidsbeloning
Een reële arbeidsbeloning voor de meewerkende echtgenoot die is afgestemd op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden. De meewerkbeloning drukt de ondernemingswinst en wordt bij de meewerkende partner belast als inkomsten uit (andere)arbeid. Er is geen sprake van een dienstbetrekking.
Rechtspersoon
Een rechtspersoon is een zelfstandig drager van rechten en plichten, niet zijnde een natuurlijk persoon. Tegenover derden kan de rechtspersoon haar rechten geldend maken, haar plichten zijn afdwingbaar. Rechtspersonen: B.V., N.V., stichting en vereniging.
Risicospreiding
Het aanhouden van aandelen in verschillende bedrijven en - of verschillende bedrijfstakken of beleggingsvormen, om het risico van koersfluctuaties te beperken.
Roerende zaak
Verplaatsbare zaak, in tegenstelling tot een onroerende zaak.
Samenlevingscontract
Een contract waarin samenwoners de vermogensrechtelijke gevolgen van hun samenwoning kunnen regelen. Een samenlevingscontract behoeft voor de rechtsgeldigheid niet verplicht bij notariële akte te worden opgesteld, maar dit is wel aan te raden.
Samengestelde interest
Bij deze manier van renteberekening wordt rekening gehouden met rente op rente. De rente wordt aan de hoofdsom toegevoegd waarna in het daaropvolgende jaar de rente berekend wordt over het totaal van de hoofdsom en de toegevoegde rente.
Saldolijfrente
Een lijfrente waarvoor de betaalde koopsom of premies niet aftrekbaar waren voor de inkomstenbelasting. De uitkeringen worden fiscaal belast volgens de saldomethode, hetgeen betekent dat de uitkeringen fiscaal vrij zijn tot aan het bedrag van de betaalde koopsom of premies wordt overschreden. Het meerdere is (progressief) bij de ontvanger belast. Vanaf 1 januari 2001 vallen dergelijke verzekeringen in Box 3 (vermogensbox). De uitkeringen zijn dan ten allen tijde onbelast.
Schuldigerkenning
Schuldigerkenning is een vorm van schenking waarbij het geschonken bedrag doorgaans pas overgaat naar de begiftigde bij overlijden van de schenker of als de schenker eerder besluit het geschonken bedrag feitelijk over te dragen. Deze schenking is dus louter een papieren kwestie en moet via de notaris geregeld worden. Tevens moet rente worden betaald omdat anders sprake kan zijn van een fictieve erfrechtelijke verkrijging (tenzij de ouder de schuld aflost minimaal 180 dagen voor het overlijden). Met ingang van 1 januari 1997 is de rente beperkt aftrekbaar.
Schenkingsrecht
Belasting die geheven wordt over de waarde van al wat door schenking wordt verkregen ( eventueel na aftrek van aan de schenking verbonden lasten en verplichtingen), door iemand die ten tijde van die schenking binnen het Rijk woonde.
Schenking
Een overeenkomst waarbij de ene partij (de schenker) zich verbindt zonder tegenprestatie en uit vrijgevigheid een vermogensbestanddeel te geven aan een andere partij (de begiftigde), die de verbintenis (de toezegging) aanvaardt.
Secundaire arbeidsvoorwaarden
Extra beloningen voor een werknemer naast het gebruikelijke salaris. Bijvoorbeeld de auto van de zaak, de pensioenregeling, de spaarloonregeling en de vergoeding van studiekosten.
Slapers (pensioenen)
Aanduiding voor deelnemers aan een pensioenregeling die na beëindiging van hun deelnemers aanspraak hebben op premievrije pensioenrechten.
Spaarverzekering
Een verzekering waarbij gedurende minimaal 15 jaar een kapitaal wordt opgebouwd via het betalen van levensverzekeringspremies. Het gerealiseerde rendement is onder bepaalde voorwaarden fiscaal onbelast. De verzekering stopt bij overlijden of bij leven op de einddatum en keert dan een bepaald bedrag uit. Zie ook: kapitaalverzekering.
Spaarhypotheek
Een hypotheekvorm die rond 1985 op de markt is gekomen. Hierbij wordt naast de hypothecaire lening een gemengde kapitaalverzekering afgesloten, waarvan het verzekerde kapitaal voldoende is om de lening af te lossen. De rente die wordt vergoed op de kapitaalverzekering is gerelateerd aan de rente die op de hypothecaire lening wordt betaald. Daalt na verloop van tijd de hypotheekrente dan stijgt de premie voor de gemengde verzekering om toch aan het gegarandeerde eindkapitaal te komen. Stijgt de hypotheekrente, dan daalt de premie voor de gemengde verzekering.
Stille reserve
Verschil tussen werkelijke waarde en boekwaarde (balanswaarde) van activa.
Sterfhuisconstructie
Constructie waarbij de relatief nog gezonde en levensvatbare onderdelen van een in problemen geraakt bedrijf worden afgesplitst van de bedrijfsonderdelen die niet meer te redden zijn. Laatstgenoemde onderdelen blijven achter in de oorspronkelijke onderneming (het sterfhuis). De winstgevende activiteiten worden ondergebracht bij een nieuwe moedermaatschappij, waarin ze kunnen blijven voortbestaan. De oorspronkelijke onderneming wordt vervolgens failliet verklaard en geliquideerd.
Stamrecht-B.V.
Een B.V. waarin een aandeelhouder een koopsom voor een lijfrente heeft gestort. Dit kan een gouden handdruk zijn, maar ook stakingswinst.
Stakingswinst
Wat bij verkoop van een onderneming meer wordt verkregen dan de boekwaarde van die onderneming, zoals stille reserves, fiscale reserves en goodwill.
Stakingsvrijstelling
Van de winst die met of bij staking van een onderneming wordt gerealiseerd is f 20.000,- vrijgesteld. Deze vrijstelling wordt de stakingsvrijstelling of de franchise genoemd en geldt zowel bij gehele als bij gedeeltelijke staking van de onderneming. Voor ondernemers die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en hun onderneming ‘geheel’ staken, wordt de franchise verhoogd met f 25.000,- zodat die maximaal f 45.000,- bedraagt. De vrijstelling geldt per onderneming (art. 8 lid 1 sub d IB).
Stakingslijfrente
Deze faciliteit houdt in dat de ondernemer, die zijn onderneming geheel of gedeeltelijk staakt, binnen bepaalde grenzen de winst die hij met of bij de staking behaalt, zonder directe fiscale afrekening, mag omzetten in een lijfrente volgens de vijfde tranche. De stakingslijfrente kan worden benut bij gehele of gedeeltelijke staking. De maximale hoogte is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de ondernemer ten tijde van staken en geldt per ondernemer (art 45a lid 5 IB).
Stakingsfaciliteiten
Bij een (gedeeltelijke) staking van een onderneming wordt vaak stakingswinst behaald. Dat wil zeggen dat de stakende ondernemer meer voor zijn onderneming ontvangt dan de boekwaarde. Bij de belastingheffing over de winst die met of bij staking tot uitdrukking komt, zijn de volgende faciliteiten van toepassing:De stakingsvrijstelling of franchise;Het bijzonder tarief van 45 % (bij staking door overlijden 20%);De stakingslijfrente.
Staking
De fiscale aanduiding voor gehele of gedeeltelijke overdracht of liquidatie van een onderneming.
Staatslening
Door de staat uitgegeven obligaties. Door het plaatsen van staatsleningen en onderhandse leningen wordt bij een begrotingstekort voorzien in de financieringsbehoefte van de overheid.
Suppleren
Aanvullen van het onderpand bij een lening indien de waarde van de in onderpand gegeven effecten door koersdaling onder het vereiste minimumniveau is gekomen.
Successierecht
Belasting die geheven wordt over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen van iemand, die ten tijde van dat overlijden binnen het Rijk woonde.
Tante Agaath-regeling
Regeling in de Wet IB en de Wet VB waardoor een persoon die een lening verstrekt aan een beginnende ondernemer of deelneemt in een lichaam dat leningen verstrekt aan een beginnende ondernemer, van bepaalde belastingfaciliteiten gebruik kan maken. In de Wet IB geldt dat het verlies op de lening onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar is tot maximaal f 50.000,- per beginnende ondernemer. Bovendien geldt voor de rente en - of dividenden ontvangen op dergelijke leningen een extra (cumulatieve) rente- en - of dividendvrijstelling van f 5.000,- (f 10.000,- voor gehuwden). Volgens de Wet VB kan gebruik worden gemaakt van de ondernemingsvrijstelling. Zowel aan het lichaam dat de leningen verstrekt als aan de lening zelf worden wettelijke eisen gesteld. Er geldt onder andere dat deze verstrekt moet zijn aan een beginnende ondernemer, bedoeld is voor de financiering van bestanddelen die behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen en dat de lening – door degene die de lening verstrekt – niet is gefinancierd met geleend geld.
Taxatiewaarde
De waarde van een onroerende zaak zoals vastgesteld door een beëdigd taxateur (bijvoorbeeld een makelaar), die rekening houdt met alle van belang zijnde externe factoren.
Taxatierapport
Een door een makelaar of erkende taxateur opgestelde waardebepaling van een onroerende zaak.
Testament
Een bij notariële akte op te maken herroepelijke verklaring van hetgeen iemand wil dat na zijn dood zal geschieden met (onder andere) zijn vermogen.
Tempobeurs
Vorm van studiefinanciering die vanaf het studiejaar 1993-1994 is ingegaan. Dit betekent dat de studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs, eenoudertoeslag of partnertoeslag) voor het hoger onderwijs (HBO of WO) voorwaardelijk is toegekend. Dat wil zeggen aan de hand van het aantal behaalde punten in elk jaar wordt bekeken of men de toegekende studiefinanciering definitief mag houden. Haalt de student de gestelde punten niet dan wordt de beurs omgezet in een rentedragende lening.
Tegemoetkoming studiekosten
Voor kinderen jonger dan 18 jaar, die studeren aan het voortgezet onderwijs, moet men schoolboeken en leermiddelen gaan betalen. Bovendien is lesgeld verschuldigd als aan het begin van het studiejaar het kind 16 jaar of ouder is. Zolang de kinderen nog geen 18 jaar zijn, krijgen zij nog geen studiefinanciering volgens de WSF-regeling. Wel heeft men recht op kinderbijslag. Als het inkomen echter laag is, dan kan men in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de studiekosten. Deze tegemoetkoming is een gift en heeft geen invloed op de kinderbijslag. Ook hoeft men deze inkomsten niet op te geven bij de Belastingdienst.
Testamentair erfrecht
De wettelijke regels die van toepassing zijn als de overledene bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt.
Tijdelijke oudedagslijfrente
Een vorm van verzekering die een tijdelijke aanvulling op het inkomen biedt. De termijnen kunnen uitsluitend toekomen aan de premiebetalende belastingplichtige. De tijdelijke oudedagslijfrente kent een minimale looptijd van vijf jaren en mag niet eerder ingaan dan in het jaar waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt dan wel waarin hij met pensioen gaat. Maximaal f 37.062,- (2000) per jaar (art. 45 sub g sub 4 IB).
Tijdelijke genotsrecht
De Wet IB en Wet VB kennen een eigen definitie van het begrip tijdelijk genotsrecht. Een tijdelijk genotsrecht is een recht (tot de voordelen of het gebruik van een goed) dat niet uitsluitend eindigt bij overlijden of waarbij de persoon (van wiens leven het recht afhankelijk is) ten tijde van het ontstaan van het recht de leeftijd van 50 jaar reeds heeft bereikt. Een eeuwigdurend recht wordt niet als een tijdelijk recht beschouwt.
Totaalwinst
Is de totale winst van een onderneming, en bestaat uit de jaarwinsten vermeerderd met de stakingswinst.
Tophypotheek
Een hypotheek die hoger is dan 75 procent van de executiewaarde van het huis, en maximaal 125 procent ervan bedraagt. Geldverstrekkers rekenen hiervoor vaak een hoger rentetarief ( zie: rente-opslag) en stellen soms eisen ten aanzien van de vervroegde aflossing van een deel van de lening.
Tranchesysteem
Het vanaf 1 januari 1992 geldende tranchesysteem voor de aftrek van lijfrentepremies als persoonlijke verplichtingen is toegesneden op de individuele situatie van de belastingplichtige. De premieaftrek wordt bepaald volgens een aantal tranches waarbij het uitgangspunt een eventueel tekort in de reeds bestaande oudedagsvoorzieningen is. De maximale lijfrenteaftrek per persoon zal hierdoor verschillen (art. 45a IB). Vanaf 1 januari 2001 vervalt dit systeem. Er is nog wel sprake van inhaal- en reserveringsruimte.
Traditionele levenhypotheek
Zie: levenhypotheek.
Tweeverdieners hypotheek
Regeling binnen de Nationale Hypotheek Garantie dat bij tweeverdieners beide inkomens geheel of gedeeltelijk meetellen bij de bepaling van het maximaal te lenen bedrag.
Tweede hypotheek
Een hypotheeklening naast de eerste met meestal een hogere rente. Een tweede hypotheek is niet altijd mogelijk.
Uitstaand kapitaal
Het geplaatste kapitaal van een onderneming.
Uitsluitingsclausule
Bepaling die in een testament of bij schenking opgenomen kan worden om te bereiken dat de verkrijgingen (bij overlijden of echtscheiding van de begiftigde) niet in enige gemeenschap van goederen kunnen vallen waarin de verkrijger gehuwd is noch worden verrekend (bij huwelijksvoorwaarden). Deze clausule moet op dezelfde manier als de schenking gemaakt worden. Bij een formele schenking moet de clausule dus in de regel in de notariële akte worden opgenomen.
Uitoefenprijs
De van tevoren vastgestelde prijs bij opties per noteringseenheid waarvoor de onderliggende waarde gekocht of verkocht mag worden.
Uitgesloten goederen
Goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij schenking is bepaald, dat zij bij de verkrijger buiten de huwelijksgemeenschap vallen of buiten de verrekening (huwelijkse voorwaarden) blijven. Zie: uitsluitingsclausule.
Uiterste wilsbeschikking
Stuk waarin een toekomstige erflater bepaalt wat er na zijn dood moet gebeuren, zoals een testament of een codicil.
Uitzetten (of uitlenen)
Het voor een bepaalde termijn tegen rentevergoeding afstand doen van de vrije beschikkingsmacht over een geldsom.
Universal Life
Bij Universal Life verzekeringen is de techniek van premieberekeningen anders dan bij de traditionele levensverzekering. De elementen waaruit een premie bestaat, worden voor de polishouder inzichtelijk gesplitst. Deze bestanddelen zijn:Spaardeel;Risicodeel;Premiedeel voor arbeidsongeschiktheidsrisico;Kostenopslag.De polishouder kan jaar tot jaar (soms van maand tot maand) bepalen welk deel van de premie aan de dekkingselementen besteed moet worden. Verzekeringstechnisch is ieder premiedeel voor een verzekeringselement een koopsom tot de volgende premiedatum. Universal Life verzekeringen maken voor de belegging van de spaardelen gebruik van de Unit Linked methode. Veel aanbieders hebben in hun voorwaarden de mogelijkheid geschapen om de kostenopslagen en de premie voor de verzekeringselementen gedurende de looptijd van het contract te mogen verhogen.
Unit Linked verzekering
Levensverzekering waarbij de hoogte van de uitkering afhankelijk is (gekoppeld of ‘linked’) van de waardegroei van de door de verzekeringsnemer gekozen belegging van de spaarpremie (in ‘units’ van bijvoorbeeld aandelen, obligaties, renterekeningen). De verzekeraars die Unit Linked verzekeringen aanbieden besteden het fondsbeheer uit of werken met eigen fondsen.
Vaste activa
Bezittingen met een levensduur langer dan een jaar (machines, gebouwen etcetera), die duurzaam dienstbaar zijn aan de bedrijfsuitoefening.
Variabele rente
Rente die fluctueert. Veelal bij hypotheken, waarbij geen rentevaste periode wordt afgesproken.
Verzelfstandigd inkomen
Het verzelfstandigd inkomen bestaat uit:Het persoonlijk inkomen;De toevoegingen aan en de afnemingen van de fiscale oudedagsreserve;De zelfstandigenaftrek;De meewerkaftrek;De premies voor lijfrenteverzekeringen volgens het nieuwe regime, alsmede de negatieve persoonlijke verplichtingen ter zake daarvan.
Verzekeringnemer
De persoon die de verzekering afsluit en de premies verschuldigd is.
Verzekerde
Iemand wiens leven is verzekerd bij een levensverzekering.
Verwervingskosten
De totale kosten om een huis in eigendom te verwerven, inclusief de financieringskosten.
Verwachtingswaarde
Bij opties is dat deel van de optiepremie dat overblijft wanneer op de totale premie de intrinsieke waarde in mindering wordt gebracht (oftewel de meerwaarde van de optiepremie). De hoogte van de verwachtingswaarde wordt onder meer bepaald door de stand van de rente, de resterende looptijd van de optie en de beweeglijkheid van de onderliggende waarde.
Vervroegde aflossing
De mogelijkheid bij sommige staatsleningen om een deel van de hoofdsom eerder dan afgesproken, af te lossen. Hiervan zal de staat gebruik maken, als de marktrente lager is dan de couponrente van de betreffende lening. Bij hypotheken kan ook vervroegd worden afgelost, maar in dat geval is veelal boeterente verschuldigd.
Verrekenbeding
Een overeenkomst die echtgeno(o)t(en) een persoonlijk recht geeft op bijvoorbeeld verrekening van het saldo dat zij overhouden van hun inkomen na aftrek van de daarover geheven belastingen en na betaling van de schulden en overige kosten. Echtgenoten kunnen vrij overeenkomen wat zij wel en niet willen verrekenen en op basis van elk huwelijksvermogens regime.
Vermogensplanning
In de periode, waarin het vermogen dat is opgebouwd beheerd moet worden, vindt vermogensplanning plaats. Thans ligt de nadruk op de structurering van het vermogen. Afhankelijk van de persoonlijke eisen en wensen wordt het vermogen belegd.
Vermogensbelasting
Belasting die over het vermogen moet worden betaald. Het vermogen bestaat uit de bezittingen minus de schulden. Het tarief is 0,7% (2000). Er geldt een drietal belastingvrije sommen, die onder andere afhankelijk zijn van de burgerlijke staat. De vermogensbelasting zal vanaf 1 januari 2001 worden vervangen door de vermogensrendementsheffing. Zie vermogensrendementsheffing
Vermogensbeheer
Activiteiten gericht op het in stand houden van het vermogen en het behalen van het nastreefde rendement - resultaat.
Vermogens rendementsheffing
De rendementsheffing wordt waarschijnlijk ingevoerd in het nieuwe belastingstelsel. Deze heffing vervangt de heffing over inkomsten uit vermogen en de vermogensbelasting. De heffing bedraagt 30% over een forfaitair rendement (4%) van het netto vermogen. Sommige vermogensbestanddelen worden echter buiten beschouwing gelaten, zoals bijvoorbeeld de kapitaalverzekering bij spaarhypotheken en reële pensioenaanspraken.
Vermogen
Het totale bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen na aftrek van verplichtingen.
Verhuur van een onderneming
Het verhuren van een onderneming is een bijzondere vorm van bedrijfsopvolging. De verhurende ondernemer houdt weliswaar op met het verrichten van feitelijke ondernemingsactiviteiten, maar blijft eigenaar van het verhuurde ondernemingsvermogen. In fiscaal opzicht blijft hij ondernemer.
Vergrijzing
Demografische ontwikkeling die inhoudt dat een steeds groter deel van de bevolking gaat bestaan uit personen die niet meer aan het arbeidsproces deelnemen.
Vereniging Eigen Huis
Consumentenorganisatie en service-instituut voor (aanstaande) bewoners van een huis, voor mondeling en schriftelijk advies over vele aspecten van bouwen en wonen.
Verbouwingsdepot
Een bedrag dat door de geldverstrekker wordt gereserveerd voor de verbouwing van een woning. Over het bedrag in depot wordt een vergoeding verstrekt. De geldvrager dient door middel van facturen te bewijzen dat hij werkelijk aan het verbouwen is. Zie ook: bouwdepot.
Verblijvingsbeding
Een beding waarbij mede-eigenaren van tevoren (bij voorbaat) vastleggen aan wie een gemeenschappelijk goed zal toekomen bij de dood van een der mede-eigenaren of bij echtscheiding. In feite is sprake van een overeenkomst onder opschortende voorwaarde. Een verblijvingsbeding kan zowel zonder tegenprestatie (om niet) als met een tegenprestatie zijn.
Verbeterde levenhypotheek
Zie: spaarhypotheek.
Vennootschapsbelasting (Vpb)
Belasting die wordt geheven over de winst van vennootschappen, verenigingen, stichtingen etc.
Vijandelijke overname
Overname van een onderneming zonder instemming van het management van die onderneming.
Voorfinanciering
Een financiering die op de definitieve financiering vooruitloopt.
Volstorten
Het voldoen van het nog niet betaalde deel van de nominale waarde van een effect.
Vrije verkoopwaarde
De waarde van een huis als het in de normale situatie van vraag en aanbod zou worden verkocht. Of de te verwachten opbrengst bij verkoop in onbewoonde staat.
Vrij op naam
De verkoper neemt de kosten voor de eigendomsoverdracht voor zijn rekening. De koper betaalt de afsluitprovisie voor de hypotheek, de hypotheekakte en de eventuele eigen makelaarskosten.
Vreemd vermogen
De totale schuldpositie van een onderneming.
Vruchtgenot
Het recht van ouders op de opbrengst van het goed van hun minderjarige kinderen, mits dat goed zelf in stand blijft en de ouders de opvoeding en de verzorging van de kinderen voor hun rekening nemen.
Vruchtgebruiktestament
Een juridische constructie waarbij de langstlevende het vruchtgebruik krijgt van zaken maar daarvan niet de eigenaar wordt. De nalatenschap wordt toebedeeld aan de kinderen, deze zijn de hoofdgerechtigden (blote eigenaren). Was het voorheen zo, dat de vruchtgebruiker in principe geen enkele handeling tot de nalatenschap kon verrichten zonder toestemming van erfgenamen, sinds 1992 is het mogelijk dat de vruchtgebruiker het recht van vervreemding en vertering verkrijgt. Dit moet dan wel expliciet in het testament zijn opgenomen.
Vruchtgebruik
Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Vruchtgebruik ontstaat door vestiging of verjaring. Vruchtgebruik kan niet worden gevestigd voor langer dan het leven van de vruchtgebruiker. Is de vruchtgebruiker een rechtspersoon dan vervalt het recht van vruchtgebruik in ieder geval na verloop van dertig jaar na vestiging. In beginsel mag de vruchtgebruiker de betreffende goederen slechts vervreemden of bezwaren met toestemming van de hoofdgerechtigde of machtiging van de kantonrechter, tenzij bij de vestiging van het vruchtgebruik anders is bepaald. Na het eindigen van het vruchtgebruik rust op de vruchtgebruiker of zijn rechtverkrijgenden de verplichting de goederen ter beschikking van de hoofdgerechtigde te stellen.
VUT-regeling
Een regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor de reglementaire pensioendatum, op vrijwillige basis. Werknemers bouwen, anders dan bij een pensioenregeling, geen VUT-rechten op. Op VUT-regelingen is de Pensioen- en spaarfondsenwet niet van toepassing.
WAO
Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) is een verzekering voor werknemers en voorziet in een uitkering bij arbeidsongeschiktheid. De WAO uitkering volgt na één jaar van ziekte en is in een tweetal delen op te splitsen. Het eerste deel, de loondervingsuitkering bedraagt maximaal 70% van het dagloon (2000: f 319,06). De duur van deze uitkering is afhankelijk van de leeftijd waarop de arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld. De tweede uitkering, de vervolguitkering wordt tot de 65-jarige leeftijd uitgekeerd. De hoogte van de uitkering is lager dan de loondervingsuitkering. Hierdoor ontstaat het WAO-gat.
Waardevast pensioen
Pensioenaanspraken zijn waardevast als ze na ingang of tussentijdse premievrijmaking worden aangepast aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer.
Waardepapier
Papier met geldswaarde, zoals aandelen en obligaties.
Waarde-overdracht pensioen
De overdracht van de waarde van opgebouwde pensioen aanspraken van het ene pensioenfonds naar het andere. Met deze waarde worden bij het ontvangende pensioenfonds nieuwe pensioen aanspraken ingekocht.