Jongerenbijbel
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Bijbel
Datum & Land: 28/05/2013, NL
Woorden: 391
Keretieten en Peletieten
Een aanduiding voor de lijfwachten van David; huurlingen van niet-Israëlitische afkomst.
Kemos
De nationale god van de Moabieten.
Klanktaal
Bidden en-of profeteren in onverstaanbare klanken.
Koninkrijk van God
Een uitdrukking in het Nieuwe Testament. Door Jezus' optreden wordt duidelijk hoe God koning is en regeert over het leven van mensen. De uitdrukking 'koninkrijk van de hemel' wordt gebruikt om het noemen van Gods naam te vermijden.
Koninkrijk van de hemel
Zie Koninkrijk van God*.
Kolokwint
Kruipplant met bittere vruchten.
Kruis
Een strafwerktuig bestaande uit een houten paal met een dwarshout.
Lam van God
Aanduiding voor Jezus, voortgekomen uit de voorstelling van Jezus als offerlam.
Levieten
Een benaming voor een klasse van tempeldienaren die afstammen van Levi.
Leviatan
Zeemonster, meestal voorgesteld als een slang.
Liefde
De onzelfzuchtige, belangeloze naastenliefde waarmee de gemeenteleden elkaar
Nieuwemaan
De dag waarop het nieuwemaan is, waarop speciale offers werden gebracht.
Nubië
Het gebied ten zuiden van Egypte.
Offermaal(tijd)
Maaltijd bij het vredeoffer (offer*): de aanwezigen mochten het vlees grotendeels zelf opeten.
Offerhoogte
Een aanduiding van een heiligdom op een (soms hooggelegen) plaats, waar een altaar* stond.
Offer
Een geschenk aan God dat in verschillende vormen en om verschillende redenen aangeboden kan worden zoals het brandoffer (Lev. 1), het graanoffer (Lev. 2) en het vredeoffer (Lev. 3). Verder kende men het reinigingsoffer, het wijdingsoffer, het hersteloffer, wijnoffers en reukoffers. Zie ook voor een overzicht De offers.
Ofir
Een streek in Zuidwest Arabië, bekend om de goudvondsten.
Ontmoetingstent
Benaming voor het verplaatsbare heiligdom van God tijdens Israëls tocht door de woestijn. Ook wel tabernakel* genoemd.
Onreine geest
Zie Demon*.
Ongedesemd brood
Brood dat zonder gist gebakken werd van het eerste graan van de nieuwe oogst (matses).
Orakelstenen
Voorwerpen die gebruikt werden om God te raadplegen.
Oudsten
De hoofden van de voornaamste families. Zij vertegenwoordigden hun familie en hadden een leidinggevende positie in Israël.
Pesjitta
Oude Syrische bijbelvertaling.
Pesach
Het Joodse paasfeest waarbij de uittocht van de Israëlieten uit Egypte wordt herdacht.
Pilatus
Romeins gouverneur (prefect) van het district Judea, in de periode van ongeveer 26 tot 36 na Christus.
Poort
Plaats met een groot (markt)plein in de oud Israëlitische stad waar men handel dreef, recht sprak en belangrijke stadsbelangen regelde.
Proseliet
Iemand van niet-joodse herkomst die zich bij het jodendom aansluit.
Profeet
Iemand die door God geroepen is om als zijn woordvoerder op te treden en mensen te waarschuwen of te bemoedigen.
Procurator
Titel van de gouverneurs van de Romeinse provincies vanaf de tweede helft van de eerste eeuw na Christus.
Priester
Iemand die tussen God en mensen bemiddelt. Hij geeft onderricht, spreekt Gods zegen uit over het volk en brengt offers aan God namens de mensen.
Pretorium
Residentie van een gouverneur, paleis.
Prefect
Titel van de gouverneurs van de Romeinse provincies.
Qumran-handschrift
Hebreeuws bijbelhandschrift dat in de omgeving van de Dode Zee gevonden is.
Quirinius
Romeins gouverneur (legaat) van de provincie Syrië tijdens de kinderjaren van Jezus.
Quadrans
Romeinse munt.
Rahab
Zeemonster, soms ook het symbool van Egypte.
Rabmag, rabsake en rabsaris
Hoge functionarissen aan het Assyrische en Babylonische hof.
Rabbi
Een Hebreeuws woord dat 'mijn meester' of 'mijn heer' betekent. Het was de aanspreektitel voor Joodse leraars (schriftgeleerden*).
Rechter
Functie die bekleed kon worden door een koning, een oudste, een priester of een legeraanvoerder.
Rouw
Zie Begraven*.
Satan
Zie Duivel*.
Sanhedrin
Zie Hoge* Raad.
Samaria
De hoofdstad van het noordelijke koninkrijk Israël.
Samaritaanse Pentateuch
Samaritaanse tekst van de eerste vijf boeken van de bijbel.
Samaritanen
Bewoners van Samaria, het gebied tussen Judea en Galilea. Zij vormden een eigen godsdienstige gemeenschap.
Sadduceeën
Groepering binnen het jodendom rond het begin van onze jaartelling. Zij geloofden onder andere niet in engelen en de opstanding van de doden.
Sabbatsreis
Afstand die Joden te voet op sabbat mogen afleggen (ca. 900 m.).
Sabbatsjaar
Een aanduiding van elk zevende jaar. In dat jaar krijgt het land rust.
Sabbat
Rustdag voor mens en dier (van vrijdagavond tot zaterdagavond), die herinnert aan het rusten van God na de schepping en aan de uittocht uit Egypte.
Satraap
Titel van de gouverneurs van de provincies in het Perzische Rijk.
Schrijver
Een hoge ambtenaar aan het hof of een privé-secretaris.
Schriftgeleerden
Kenners en onderzoekers van de Joodse heilige geschriften, ook wetgeleerden genoemd.
Septuaginta
Oudste Griekse vertaling van de boeken van het Oude Testament.
Sela
Rustteken in Hebreeuwse poëzie.
Sion
Oorspronkelijk de naam van het oudste deel van Jeruzalem, later een aanduiding van de stad of de berg met de tempel.
Slaaf
Een vreemdeling die was aangekocht of tijdens een oorlog buitgemaakt, of iemand van het eigen volk die óf door zijn familieleden was verkocht, óf zichzelf vanwege hoge schulden had moeten verkopen.
Sodom
Een stad in het gebied bij de Dode Zee. Meestal samen met Gomorra genoemd (Gen. 19:24-25).
Stam
Een deel van een volk. Israël telde twaalf stammen, vernoemd naar de zonen van Jakob.
Syrië
Gebied ten noorden en noordoosten van Palestina.
Synagoge
Gebouw waar de Joden hun godsdienstige bijeenkomsten houden.
Tartarus
Onderwereld, dodenrijk.
Tartan
Hoge functionaris aan het Assyrische en Babylonische hof.
Tarsis
Waarschijnlijk Tartessos, een Fenicische havenstad in Zuid-Spanje.
Targoem
Oude Aramese vertaling van het Oude Testament.
Tabernakel
Benaming voor het verplaatsbare heiligdom van God tijdens Israëls tocht door de woestijn. Ook ontmoetingstent* genoemd.
Terebint
Boomsoort.
Tempelbelasting
De vaste jaarlijkse belasting die iedere volwassen Jood, rijk of arm, diende af te dragen aan de tempel in Jeruzalem.
Tempel
Heiligdom van de Israëlieten, waarvan de tempel van Jeruzalem de bekendste was.
Tetrarch
Vazalvorst in het Romeinse Rijk.
Tienden
Het tiende deel van de opbrengst van de oogst of de kudde, dat een Israëliet als een offergave voor de Heer moest brengen.
Tiberius
Opvolger van keizer Augustus. Hij regeerde van 14 tot 37 na Christus.
Toonbrood
Voor God op de daarvoor bestemde tafel neergelegd brood.
Tollenaar
Iemand die van de Romeinen of van de lokale overheid het recht had gepacht om belasting te heffen.
Tunica
Romeins onderkleed.
Uur
Een twaalfde deel van de dag. Men begon uren te tellen bij het aanbreken van de dag, om ongeveer zes uur in de morgen (het eerste uur), en telde door tot zons- ondergang, tot omstreeks zes uur 's avonds (het twaalfde uur).
Vasten
Vasten is gedurende een bepaalde tijd niet of heel weinig eten en drinken. Vasten is een radicale vorm van soberheid en daarom ook vaak een uiting van verdriet, berouw of een middel tot geestelijke concentratie.
Verbondstent
Benaming voor het verplaatsbare heiligdom van God tijdens Israëls tocht door de woestijn. Andere benamingen zijn: tabernakel* of ontmoetingstent*.
Verbond
Bindende afspraak tussen twee partijen waarbij beloften en verplichtingen worden uitgesproken en vastgelegd. In de bijbel bepaalt meestal de ene partij wat van de andere wordt verwacht.
Vetus Latina
Verzamelnaam van Latijnse bijbelvertalingen ouder dan de Vulgata*.
Verzoenen
Herstellen van goede verhoudingen. Met name het offer waarbij bloed vloeit, hoort tot de verzoeningshandelingen (Lev. 16;Rom. 5:10, Hebr. 9:11-28).
Vrijplaats
Een stad waar iemand die zonder opzet een ander had gedood, naartoe kon vluchten. Bloedwraak mocht dan niet worden toegepast.
Vrijkopen
Een maatregel ter bescherming van de armen die zich vanwege schulden hadden moeten verkopen.
Vreemdeling
Een buitenlander in het algemeen of een in de Israëlitische gemeenschap geïntegreerde vreemdeling. De positie van de tweede wordt door bijzondere regels beschermd.
Vulgata
Oude Latijnse bijbelvertaling, gemaakt door Hiëronymus aan het eind van de vierde en begin van de vijfde eeuw na Christus.
Wadi
Een dal met een droge rivierbedding in woestijnachtig gebied, dat zich in de regentijd snel met water vult.
Wetgeleerden
Zie Schriftgeleerden*.
Wet en Profeten
Een aanduiding van het hele Oude Testament of van twee van de drie hoofddelen daarvan (de eerste vijf boeken (Tora) en de profetische boeken).
Wierook
Hars die bij verbranding een aangename geur verspreidt.
Zalven
Inwrijven of begieten met zalfolie ten teken dat iemand wordt geroepen tot een speciale taak of tot een bijzonder ambt.
Zeloten
Joodse groepering die in de Romeinse tijd de bevrijding van Israël nastreefde.
Zegenen
Verbinden met het goede in het vertrouwen dat God mens en dier in zijn goedheid laat delen.
Zegel
Een zegelafdruk met de naam van de eigenaar. Een zegel had de functie van een handtekening.
Zee
Benaming voor het grote bronzen bekken bij de tempel.
Zeus
De Griekse oppergod.
Zoon van God
Een aanduiding van Jezus Christus waarmee zijn hechte relatie met God wordt uitgedrukt.
Zonde
Begrip dat aangeeft dat iemand fout staat tegenover God en tegenover medemensen.
Adam
Het Hebreeuwse woord voor 'mens' of 'mensheid', en ook de naam van de eerste mens. Paulus noemt Christus* de nieuwe Adam om aan te duiden dat met hem een nieuwe verhouding tussen God en mens geschapen is.
Agrippa
Bestuurder van een gebied ten noorden van het Meer van Galilea en ten oosten van de Jordaan van ongeveer 50 tot 100 na Christus.
Altaar
De plaats waar geofferd wordt. Een altaar kan een paar stenen of een hoop aarde zijn, maar ook een voorwerp van bewerkte steen of metaal in een heiligdom.
Aloë
Een geurig kruid.