Jongerenbijbel

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Religie en filosofie > Bijbel
Datum & Land: 28/05/2013, NL
Woorden: 391


Aalmoes
Geld of goederen die men volgens de Joodse wet verplicht is te geven aan de armen.

Adam
Het Hebreeuwse woord voor 'mens' of 'mensheid', en ook de naam van de eerste mens. Paulus noemt Christus* de nieuwe Adam om aan te duiden dat met hem een nieuwe verhouding tussen God en mens geschapen is.

Agrippa
Bestuurder van een gebied ten noorden van het Meer van Galilea en ten oosten van de Jordaan van ongeveer 50 tot 100 na Christus.

Altaar
De plaats waar geofferd wordt. Een altaar kan een paar stenen of een hoop aarde zijn, maar ook een voorwerp van bewerkte steen of metaal in een heiligdom.

Aloë
Een geurig kruid.

Alfa en omega
De eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. In het boek Openbaring wordt God aangeduid als degene die aan het begin en het einde van alles staat.

Amorieten
Een aanduiding van de oorspronkelijke bewoners van Kanaän, vooral van de bewoners van het bergland.

Ammon
Een koninkrijk aan de oostkant van de Jordaan.

Amen
Een Hebreeuwse formule aan het eind van een gebed die betekent: 'ja, zo is het ...' of 'moge het zo zijn'.

Apostel
Een aan het Grieks ontleend woord, dat 'gezondene' betekent.

Artemis
Artemis (van Efeze) was een godin van de vruchtbaarheid.

Ark
Een met goud overtrokken houten kist die in het heiligdom was geplaatst als symbool van Gods aanwezigheid.

Aram
Een aanduiding voor Damascus*. Archelaüs Vorst van Judea en Samaria van 4 voor Christus tot 6 na Christus. Areopagus Heuvel in Athene, genoemd naar de Griekse god Ares; ook de naam van de raad die daar vergaderde.

Arabieren
Een aanduiding voor volkeren in het noorden van het Arabisch schiereiland.

Astarte
Een godin van de vruchtbaarheid in het oude Syrië.

Assur, Assyrië
De naam van een stad en een koninkrijk in het noorden van Mesopotamië met als hoofdstad Nineve.

Asjera
Anaänitische vruchtbaarheidsgodin.

Asjerapaal
Bewerkte houten paal of beeld ter verering van de godin Asjera.

Augustus
Hoofd van het Romeinse Rijk van 31 voor Christus tot 14 na Christus, ook aangeduid als 'Caesar' (keizer).

Ban
Term die onvoorwaardelijke wijding aan God aanduidt. De ban kon ook als straf worden opgelegd als iets taboe was verklaard of iemand was verstoten van menselijk contact en daarom vernietigd of ter dood gebracht moest worden.

Balsem
Een geurige hars die werd gebruikt voor lichaamsverzorging.

Ballingschap
Het gedwongen verblijf van grote groepen van de Israëlitische en Judese bevolking in Assyrië en Babylonië.

Babel, Babylon
Een oude koningsstad in MiddenMesopotamië, hoofdstad van het Babylonische Rijk.

Baäl
Kanaänitische god van de vruchtbaarheid.

Besnijdenis
Een ingreep waarbij de voorhuid van het mannelijk geslachtsdeel wordt weggesneden.

Benhadad
Naam van drie koningen van Damascus* in de negende eeuw voor Christus.

Beliar
Aanduiding van de duivel.

Belasting
Men betaalde belasting aan de tempel (tienden*) en aan de koning (tolgeld, herendienst waarbij men zonder vergoeding arbeid verrichtte voor de koning). In het Nieuwe Testament is de directe, hoofdelijke belasting bekend, die iedereen vanaf het veertiende levensjaar aan de Romeinse overheid moest afdragen. Zie ook Tollenaar*.

Bel
Aanduiding van de Babylonische god Marduk.

Begraven
Een verplicht eerbetoon aan een dode. De rouwperiode duurde zeven dagen, maar deze termijn kon worden uitgebreid tot dertig en zelfs zeventig dagen. Men weende en vastte, sloeg zich op de borst, schoor het hoofd kaal, knipte de baard kort, verscheurde de kleren, legde aarde op het hoofd en kleedde zich in een rouwgewaad.

Beëlzebul
Zie Duivel*.

Bijvrouw
Een man had het recht om naast zijn officiële echtgenote nog andere vrouwente hebben, bijvoorbeeld in geval van kinderloosheid van de eerste vrouw.

Bloed
Volgens bijbelse opvatting is het bloed de drager van het leven. Het behoort toe aan God en mag niet worden genuttigd. Bloed bewerkt verzoening* en reinigt van schuld.

Borsttas
Een tas die de hogepriester op de borst droeg (zie Ex. 28:15-30). In deze tas bevonden zich de orakelstenen.

Boekrol
Vóór de ontwikkeling van het boek in onze huidige vorm (codex) schreef men boeken op rollen papyrus, leer of perkament.

Byssus
Zeer fijn linnen.

Centurio
Officier in het Romeinse leger, bevelhebber over honderd man.

Christus
Griekse vertaling van het Aramese woord messias*, dat ‘gezalfde’ betekent (zie Zalven*). De eerste christenen verbonden die term met Jezus. Zeer snel werd die zelfs als een soort tweede naam gebruikt.

Cherub
Bovennatuurlijk wezen met grote vleugels, het lichaam van een leeuw en het hoofd van een mens.

Chaldeeën
Een aanduiding van de Babyloniërs.

Cistushars
Aangenaam geurende hars.

Claudius
Keizer van het Romeinse Rijk van 41 tot 54 na Christus.

Cohort
Onderafdeling van zeshonderd soldaten in een legioen (onderafdeling) in het Romeinse leger.

Cyrus
De Perzische koning, die in 539 voor Christus de Judese ballingen in Babylon liet terugkeren naar Juda.

Darius
De naam van drie Perzische koningen in de zesde tot vierde eeuw voor Christus.

Dariek
Perzische munt.

Damascus
Een belangrijke stadstaat ten noordoosten van Israël, ook wel Aram genoemd.

Dagon
Een graangod die door de Filistijnen werd vereerd.

Dag van de Heer
Het moment waarop God de beslissende keer brengt in de geschiedenis van Israël en de wereld. De eerste dag van de week wordt later ook de dag van de Heer genoemd. Het is de dag waarop de Heer is opgewekt uit de dood.

Denarie
Romeinse munt.

Demon
Een boze geest, die als bode van Satan werd beschouwd en die men zag als veroorzaker van allerlei ziekten.

Dioscuren
Benaming voor de halfgoden Castor en Pollux, zonen van de Griekse god Zeus.

Dikè
Griekse godin van de gerechtigheid.

Diaspora
Het verspreid tussen andere volken wonen.

Doop
Onderdompeling in water. De doop is uitdrukking van de nieuwe relatie met God. De doop verbindt mensen met de dood en opstanding van Jezus en daardoor zijn ze opgenomen in de gemeenschap van

Dodenrijk
Verblijf voor de doden onder de aarde, in een wereld van duisternis.

Drachme
Griekse munt.

Duivel
De tegenstander van God die mensen op de proef stelt en hen aanklaagt bij God. In de bijbel krijgt hij ook namen als Satan en Beëlzebul, de naam van een heidense godheid.

Dubbeldrachme
Griekse munt.

Edom
Een koninkrijk ten zuiden en zuidoosten van Juda.

Eerstgeborene
Zie Erfenis*.

Eed
Een formule ter bekrachtiging van een gedane belofte.

Eeuwig leven
Aanduiding van het nieuwe bestaan in Gods nabijheid. Het wordt ook wel kortweg aangeduid met 'het leven'.

Efraïm
Naam van een zoon van Jozef en vaak aanduiding van een deel van Israël of van het noordelijke koninkrijk als geheel.

Egypte
Een grootmacht in het oude Nabije Oosten en vaak de politieke tegenspeler van de Assyriërs en de Babyloniërs.

Engel
Een aan het Grieks ontleend woord dat 'boodschapper' betekent.

Epicureeërs
Volgelingen van de filosoof Epicurus (341-270 v.Chr.), voor wie het hoogste ideaal het welbevinden van het individu was.

Erfenis
Het totaal aan bezittingen en geld dat een overledene naliet, waarin in principe alleen de zonen deelden. De eerstgeboren zoon had bijzondere rechten en plichten en kreeg een dubbel deel.

Eunuch
Hofdienaar, vaak een gecastreerde man.

Evangelie
Een aan het Grieks ontleend woord dat 'goed nieuws' betekent.

Farizeeën
Belangrijke geestelijke leiders van het Joodse volk in de tijd van Jezus.

Farao
De titel van de koningen van het oude Egypte.

Felix
Romeins gouverneur (procurator*) van de provincie Palestina, in de jaren 52-60 na Christus.

Feesten
In het Oude Testament zijn de feesten gekoppeld aan een feestkalender. Men kende de viering van de wekelijkse sabbat*, het maandelijkse feest van nieuwe maan*, de jaarlijkse pelgrimsfeesten (zo genoemd omdat men op pelgrimsreis naar Jeruzalem ging) namelijk: Pesach* en het feest van het Ongedesemde brood*, het Wekenfeest, het Loofhuttenfeest en d...

Festus
De opvolger van Felix. Hij oefende zijn ambt uit in de jaren 60-62 na Christus.

Filippus
Vorst van het gebied ten noordoosten van het Meer van Galilea van 4 voor Christus tot zijn dood in 34 na Christus.

Filistijnen
Een volk dat in vijf stadstaten in het zuidwesten van Palestina woonde.

Gallio
Gouverneur (proconsul) van de Romeinse provincie Achaje, waarschijnlijk in de jaren 51-52 na Christus.

Galbanum
Aangenaam geurende hars.

Gerechtigheid
Een term die niet alleen inhoudt dat recht wordt gedaan aan iemand die onrecht lijdt, maar ook aangeeft dat de boosdoeners worden gestraft. Gerechtigheid is verder een theologisch begrip: God spreekt de zondaars om Christus' wil vrij van schuld.

Gelijkenis
Een verhaal waarin Jezus met behulp van beeldspraak en voorbeelden ontleend aan het dagelijkse leven, zijn gedachten over het koninkrijk van God* duidelijk maakt.

Geldwisselaars
Handelaars die bij de ingang van de tempel in Jeruzalem geld wisselden tegen de munteenheid waarmee bezoekers onder andere offerdieren konden kopen.

Gehenna
Plaats in het dodenrijk waar zondaars hun straf ondergaan.

Geest
De vertaling van een woord dat '(levens)adem', 'wind' betekent. Geest is ook de kracht waarmee God op het voelen en denken van mensen inwerkt om hen te brengen tot een leven overeenkomstig zijn wil. De heilige Geest is de goddelijke geest die wordt uitgestort over de christelijke gemeenschap. Boze en onreine geesten kunnen mensen ziek maken.

Handoplegging
Een symbolisch gebaar waarmee iets van de ene mens op de andere wordt overgedragen, zoals schuld, kracht of zegen*.

Herodes
Naam van de koning die regeerde over heel Palestina van 37 tot 4 voor Christus.

Hermes
Een Griekse godheid.

Hemel
Alles wat zich boven de aarde uitstrekt: het luchtruim, het uitspansel en de ruimte boven het uitspansel waar volgens de bijbelse voorstelling God woont met zijn hofhouding en engelen.

Heilige Geest
Zie Geest*.

Heidenen
Aanduiding van de volken, de naties buiten Israël die hun eigen goden vereren.

Hebreeën
Een naam voor (groepen) Israëlieten, die later ook wel als naam voor het hele volk Israël werd gebruikt (vergelijk de naam Hebreeuws voor hun taal).

Horeb
Een andere naam voor de berg Sinai.

Hogepriester
Titel van de priester die het hoofd was van de priesters van Israël.

Hoge Raad
De hoogste rechtbank en het hoogste bestuursorgaan van de Joden in Jeruzalem (ook wel Sanhedrin genoemd). De Raad had het oppertoezicht op godsdienstzaken.

Huidvraat
Verzamelnaam voor huidaandoeningen waardoor mensen als onrein werden beschouwd.

Huwelijk
Een overeenkomst die door de ouders van de bruidegom en de bruid werd geregeld zonder tussenkomst van staat of godsdienst (uithuwelijken). De afspraak van de ouders had een bindend karakter. Het samenwonen begon pas na het huwelijksfeest.

Jubeljaar
Benaming van het jaar dat volgt op elk zevende sabbatsjaar*, dat is dus elk vijftigste jaar. Zie Leviticus 25.

Kassia
Aangenaam geurende hars.

Kanaän
Een algemene aanduiding voor het gebied dat Zuid-Syrië en Palestina omvatte.

Kalmoes
Aangenaam geurende plant.