Rijksoverheid - duurzaam bouwen en verbouwen

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Bouw en Constructie > duurzaam bouwen
Datum & Land: 20/08/2022, NL
Woorden: 166


Aardwarmte
Zie: geothermie -> Geothermie maakt gebruik van warmte in de aarde (aardwarmte). Deze warmte ontstaat in de kern van de aarde door natuurlijk radioactief verval. De warmte kan gebruikt worden voor verwarming van woningen, utiliteitsgebouwen of kassen en ook voor elektriciteitsopwekking. Het warme water wordt gewonnen uit watervoerende lagen in de ondergrond. Per kilometer diepte stijgt de temperatuur met 30 °C. Op 1 tot 4 kilometer diepte is die temperatuur opgelopen tussen 40 en 130 °C. Daarom wordt wel gesproken van 'diepe geothermie' (in tegenstelling tot ondiepe aardwarmte, waarbij warmtepompen nodig zijn). Voor het winnen van diepe aardwarmte is alleen pompenergie nodig om het water op te pompen; het afgekoelde water wordt teruggevoerd in de bodem. Geothermie wordt in de ons omringende landen als Duitsland en Frankrijk veelvuldig toegepast. In Nederland is geothermie nog weinig toegepast. De oorzaak van dit verschil is niet duidelijk. Vanaf medio 2006 wordt actief gewerkt aan de realisatie en voorbereiding van een aantal geothermieprojecten in Nederland.

Actieve zonne-energie
Energie opwekken door zonnestraling (zonne-energie) te benutten. De benutting kan zijn voor de opwekking van warmte via zonnecollectoren, of van elektriciteit via fotovoltaïsche cellen in zonnepanelen (PV-cellen). Vergelijk: Passieve zonne-energie.

Adaptatie
Algemene betekenis: aanpassing. Adaptatie is een veel gebruikte term in verband met het veranderende klimaat. Het betekent het treffen van maatregelen die de nadelige gevolgen van de klimaatveranderingen reduceren of opheffen, zoals rivieren meer ruimte geven of meer groen in de steden voor een verkoelend effect.

Afval
Materiaal met een negatieve waarde dat wordt gestort of verbrand. De grondstof is niet meer beschikbaar voor hergebruik of materiaalrecycling. Deze term is ook een verzamelwoord voor reststof en afval samen, oftewel voor alles wat niet (meer) in zijn oorspronkelijke functie kan worden (her)gebruikt. Zie ook: Bouw- en Sloopafval.

Allergeenarm bouwen
Zo bouwen dat het gebouw-/woningontwerp weinig allergenen levert aan het binnenmilieu.

Aquatische toxiciteit
Letterlijk: de 'giftigheid' van het watermilieu. Soms ook aangeduid als: aquatische ecotoxiciteit. Hiermee wordt bedoeld dat er in het oppervlaktewater stoffen voorkomen die giftig kunnen zijn voor organismen die in, op en rond dat water leven. Het milieubeleid maakt voor toxiciteit onderscheid tussen bodem (terrestrisch), water (aquatisch) en lucht. Zie ook: MTR.

Aquifer
Watervoerende bodemlaag, doorgaans op 25 à 100 meter diepte, die als bron of opslagplaats van warmte of koude kan dienen.

Autarkisch gebouw
Een gebouw dat de eigen benodigde energie opwekt voorziet en daarnaast voor zover mogelijk een gesloten kringloop van water en afval kent. Autarkisch = zelfvoorzienend.

Balansventilatie
Zie gebalanceerde ventilatie -> Mechanisch ventilatiesysteem (in woningen), dat mechanisch verse buitenlucht aanzuigt en binnenlucht afzuigt. De hoeveelheid afgezogen lucht is gelijk aan de hoeveelheid ingeblazen lucht. Dit systeem wordt vrijwel altijd gecombineerd met warmteterugwinning.

Betonkernactivering
Betonkernactivering is een verwarmings- en/of koelingssysteem dat gebruik maakt van de gebouwmassa. Het wordt meestal toegepast in de utiliteitsbouw. In de kern van de betonnen vloer dan wel het plafond (betonkern) zorgen watervoerende leidingen voor een constante temperatuur van de omringende massa. Een voorwaarde is dat er goede uitwisseling van warmte plaatsvindt tussen de gebruiksruimte en de verwarmde vloer (dan wel het verwarmde plafond). Betonkernactivering reageert per definitie traag; daarom wordt het systeem soms gecombineerd met een aanvullende installatie om sneller te kunnen reageren op wisselende temperaturen.

Betongranulaat
Gebroken, steenachtig materiaal uit bouw- en sloopafval (BSA) dat tenminste 90% beton bevat. Betongranulaat voor beton moet volgens NEN 5905 voor meer dan 90% bestaan uit gebroken beton met een volumieke massa (dichtheid) van de droge korrels van tenminste 2100 kg/m³.

Biezenveld
Biezenveld of biezenvijver: zie Helofyten. Bouw- en Sloopafval (BSA) Bouw- en verpakkingsmaterialen die overblijven bij het bouwen of vrijkomen bij het slopen. Sinds het stortverbod van Bouw- en Sloopafval in Nederland zijn deze materialen in feite geen 'afval' meer, maar 'grondstof voor materiaalrecycling'.

BREEAM
BREEAM: BRE Environmental Assessment Method. BREEAM is een beoordelingsmethode om de milieubelasting van gebouwen te bepalen. Op basis van een standaard voor een duurzaam gebouw geeft het aan welk prestatieniveau een gebouw heeft. Het is ontwikkeld door het Centre for Sustainable Construction van het Britse BRE (Building Research Establishment) en wordt gebruikt om gebouwen te analyseren en te verbeteren, zowel voor het ontwerpen van nieuwe gebouwen als het beoordelen van bestaande gebouwen. BREEAM maakt gebruik van een kwalitatieve weging; als totaalscore krijgt een gebouw een waardering als pass, good, very good of excellent.

Broeikaseffect
De term 'broeikaseffect' betekent in het huidige spraakgebruik vaak: het versterkte broeikaseffect door een verhoogde concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer (dampkring). Daardoor stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde en treedt klimaatverandering op. Het klimaatpanel van de Verenigde Naties, het Intergovernmental Panel on Climate Change, concludeert dat het verbranden van fossiele brandstoffen door menselijke activiteiten de belangrijkste oorzaak is van de toegenomen concentraties broeikasgassen. Het broeikaseffect zelf is het natuurlijk verschijnsel dat bepaalde gassen in de atmosfeer de uitstraling van warmte door de aarde afremmen. Zonlicht wordt door het aardoppervlak geabsorbeerd en omgezet in warmte. Deze warmte wordt voor een deel naar het heelal teruggestraald. De zogeheten broeikasgassen remmen die uitstraling af als een glazen broeikas, vandaar de benaming 'broeikaseffect'. Het 'normale' broeikaseffect zorgt ervoor dat de gemiddelde temperatuur op aarde op circa 15 °C ligt. Zonder broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur rond de -18 ° C liggen. Broeikasgassen zijn daarom essentieel voor het leven op aarde, maar te hoge concentraties kunnen ernstige klimaatveranderingen veroorzaken die bedreigend zijn voor datzelfde leven op aarde.

Broeikasgassen
In het Kyoto-protocol zijn een aantal gassen aangewezen die een belangrijke bijdrage leveren aan het broeikaseffect: het (overmatig) vasthouden van zonnewarmte rond de aarde. Deze zogeheten broeikasgassen zorgen ervoor dat er mogelijkerwijs een klimaatverandering optreedt. De belangrijkste broeikasgassen zijn kooldioxide (CO2), methaan (CH4), stikstofoxide/lachgas (N2O) en de fluorverbindingen HFK, PFK en SF6.

Brundtland-rapport
De officiële titel van dit rapport is 'Our Common Future' (1987). Het is het verslag van de Wereld Commissie voor Milieu en Ontwikkeling, ingesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1983. Het verslag wordt veelal 'Brundtland- rapport' genoemd naar de voorzitter van de commissie en toenmalig premier van Noorwegen, mevrouw dr. Gro Harlem Brundtland. Door dit Brundtland-rapport werd het begrip 'duurzame ontwikkeling' een algemeen aanvaard principe.

Bypass
(bij HR-ventilatie) Met een bypass in een HR-ventilatiesysteem kan tijdens warme dagen 's nachts relatief koele buitenlucht rechtstreeks worden binnengevoerd, zonder te worden opgewarmd via de warmtewisselaar.

CCS
Carbon Capture and Storage (CCS): afvang en opslag van CO2 (als bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van de overheid).

Charette
Een charette is een openbare, interactieve ontwerpsessie ten behoeve van een wijk of een stad. Bewoners, ondernemers, ontwerpers en andere direct betrokkenen maken samen een ontwerp. De ervaringskennis van bewoners/gebruikers krijgt een volwaardige plaats naast de professionele kennis van politici, ambtenaren en stedenbouwkundigen.

CO2-emissievrij gebouw
Een gebouw dat nul (geen) CO2 uitstoot. Dit is in de praktijk nauwelijks haalbaar. Zie ook: CO2-neutraal -> Een CO2-nautraal gebouw compenseert alle emissies aan CO2, via voorzieningen in het gebouw of externe voorzieningen.

CO2-neutraal gebouw
Een CO2-nautraal gebouw compenseert alle emissies aan CO2, via voorzieningen in het gebouw of externe voorzieningen.

CO2-reductie
CO2-reductie is het streven om de uitstoot van het broeikasgas kooldioxide (CO2) te verminderen.

Coefficient Of Performance
De Coefficient Of Performance (COP) is een kengetal om een warmtepomp mee te beoordelen. Dit getal geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid (hulp)energie die de warmtepomp nodig heeft voor het verdampings- en condensatieproces en de hoeveelheid warmte die de warmtepomp afgeeft. Oftewel: de hoeveelheid warmte die de warmtepomp afgeeft, gedeeld door de hoeveelheid elektriciteit die de warmtepomp gebruikt (beide teruggerekend naar dezelfde eenheden). Een COP van 1 betekent dat de warmtepomp net zo veel energie gebruikt als dat hij aan warmte weer afgeeft. Dat zou natuurlijk geen voordeel opleveren. De meeste warmtepompen van dit moment hebben een COP tussen 3 en 5. Hoe hoger de waarde van de COP, hoe hoger het energetisch rendement.

Combiketel
Een combiketel levert zowel warmte voor ruimteverwarming als voor warm tapwater. Vanwege minder energiegebruik, minder NOx-emissie en lagere verbruikskosten heeft een combiketel met HR- en SV-label de voorkeur (zie HR-ketel).

Cradle to cradle
Cradle to Cradle (C2C) (van wieg tot wieg) is een ontwerpconcept van architect William McDonough en chemicus Michael Braungart op basis van ecoeffectiviteit. Het principe voor hun ontwerpen ontlenen McDonough en Braungart aan de werking van ecosystemen, waarin het ene organisme een functie heeft voor andere organismen. Hierbij staan kenmerken als samenwerking (symbiose), het dienen als voedsel en onderlinge verrijking centraal. C2C betekent dat producten zo moeten zijn ontworpen dat zij na gebruik op een hoogwaardige manier kunnen worden hergebruikt in een nieuw product, of een voedende functie moeten hebben (afval is voedsel). McDonough en Braungart onderscheiden twee soorten bouwstoffen: biologische en technische. Om bouwstoffen na het afdanken van een product te kunnen inzetten als voeding voor nieuwe producten of terug te brengen in de (ecologische) kringloop moet een product bestaan uit zo min mogelijk componenten. De componenten moeten een bouwstof van één soort zijn gemaakt (bijvoorbeeld alleen uit een biologische grondstof zoals hout inclusief de verbindingen of uit een technische bouwstof zoals polymeer). Voor de gebouwde omgeving betekent C2C dat wijken of gebouwen een meerwaarde hebben voor de omgeving of een (eco)systeem, doordat ze meer produceren dan ze gebruiken. Bijvoorbeeld: het afgevoerde water is schoner dan het toegevoerde water, er wordt meer energie geleverd uit gebouwen dan er wordt gebruikt, bouwdelen kunnen na gebruik weer terugkeren in de (biologische of technologische) kringloop.

Daglichtfactor
Begrip dat gehanteerd wordt voor de beoordeling van de hoeveelheid daglicht op een werkplek.

DCBA-methode
De DCBA- of viervarianten-methode deelt milieumaatregelen in vier verschillende niveaus in, oplopend in milieuvriendelijkheid. Niveau D: er is er geen aandacht is voor milieu Niveau C: er is aandacht voor milieu Niveau B: milieuschade beperken Niveau A: maximale duurzaamheid. De letters DCBA staan voor: De gebruikelijke bouwpraktijk, Correctie milieuschade, Beperken milieuschade en Autonome situatie met minimale milieuschade. Met de DCBA-methode zijn diverse instrumenten ontwikkeld, zowel voor de woning-, utiliteits- als stedenbouw. Er zijn anno 2009 DCBA-schema's voorhanden om bij de start van een project de ambities voor duurzaamheid te bespreken en vast te stellen. Voor de vervolgfasen zijn digitale DCBA-checklisten voor woning- en utiliteitsbouw beschikbaar. Deze zijn op besteksniveau uitgewerkt en prestatiegericht. Combinatie van het werken met DCBA-schema's en andere instrumenten zoals GPR of GreenCalc+ is goed mogelijk.

Dove gevel
Een geluidwerende gevel, meestal zonder te openen delen. Soms zijn te openen ramen toegestaan, als ze in gesloten toestand voldoende geluidwerend zijn. Een dove gevel wordt toegepast wanneer de geluidbelasting op die gevel hoger is dan de toegestane ontheffingswaarde. Het bevoegd gezag kan bouwen op die locatie toestaan onder de voorwaarde dat er bijzondere geluidwerende voorzieningen als een dove gevel worden getroffen en aan de andere zijde van het gebouw een aanvaardbaar geluidniveau heerst. De consequentie van een dove gevel is dat de ruimte aan de buitenzijde van zo'n gevel niet als ‘buitenruimte’ (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt. Ook ventilatieopeningen zijn niet toegestaan; ventilatie zal op een andere wijze moeten worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door gebalanceerde ventilatie.

Douchewaterwarmteterugwinning
Bij douchewaterwarmteterugwinning (DWTW) wordt warmte van het af te voeren douchewater gebruikt om de aanvoer van water voor te verwarmen. Bij douchen vindt aanvoer van koud water en de afvoer van warm rioolwater gelijktijdig plaats. Deze gelijktijdigheid is noodzakelijk voor deze eenvoudige wijze van warmteterugwinning, die ook betrekkelijk eenvoudig te reguleren is.

DPL
DPL staat voor Duurzaamheidsprofiel op Locatie. Met dit model kunnen gemeenten het duurzaamheidsprofiel van een wijk berekenen en vergelijken met een andere wijken. De sterke en zwakke punten van een wijk worden zo zichtbaar.

Drie-Stappen-Strategie
Zie trias ecologica. Drietraps-strategie waterkwaliteit Strategie voor de waterkwaliteit in drie trappen: voorkomen – scheiden – zuiveren. Doel: voorkomen van problemen met de kwaliteit van water of grondwater. Neem maatregelen in volgorde van prioriteit. Eerst voorkomen: de stedelijke of landschapsruimte zo bestemmen, inrichten en gebruiken dat geen vervuiling optreedt naar grond- en oppervlaktewater. Dan scheiden: als voorkomen niet genoeg is, worden schone en vuile waterstromen gescheiden gehouden. Tot slot zuiveren: in laatste instantie moeten verontreinigingen gezuiverd worden.

Drietraps-strategie waterkwantiteit
Strategie voor de waterhoeveelheid (kwantiteit) in drie trappen: vasthouden – bergen – afvoeren. Doel: voorkomen van problemen met de kwantiteit van water of grondwater. Neem maatregelen in volgorde van prioriteit. Eerst vasthouden: de stedelijke of landschapsruimte zo bestemmen, inrichten en gebruiken dat water beter kan worden vastgehouden. Dan bergen: als vasthouden niet genoeg is, worden maatregelen genomen om water te bergen. Tot slot afvoeren: in laatste instantie wordt zo nodig water af- of aangevoerd.

Duurzaam-bouwenconvenant
Een convenant is een afspraak tussen partijen om zich in te zetten voor een bepaald doel. In het kader van duurzaam bouwen zijn veel convenanten opgesteld tussen gemeenten en marktpartijen om op basis van vrijwilligheid en gedeelde verantwoordelijkheid afspraken te maken over duurzaam bouwen.

DuboCalc
DuboCalc is een duurzaam-bouweninstrument voor bouwwerken in de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW), ontwikkeld bij Rijkswaterstaat. Het is een softwaretool voor ontwerpers, adviseurs en beslissers om milieuprofielen van ontwerpvarianten te kunnen vergelijken. De methode is gebaseerd op de (gestandaardiseerde) LCA-methode.

Dubokeur
DUBOkeur is een (commercieel) label voor bouwproducten met een relatief lage milieubelasting. Het label wordt uitgegeven door adviesbureau NIBE.

Dutch Green Building Council
(DGBC) De Dutch Green Building Council is een onafhankelijke organisatie (stichting zonder winstoogmerk), die een duurzaamheidslabel aan het ontwikkelen is voor Nederlandse gebouwen en gebieden. De stichting gaat certificaten verstrekken aan opdrachtgevers die de mate van duurzaamheid van hun gebouw of gebied hebben laten beoordelen volgens vooraf gestelde criteria. De council wil gaan toetsen op basis van BREEAM. De oprichting van de stichting komt voort uit een toenemende vraag naar toetsing van duurzame ontwikkeling. Niet alleen binnen Nederland, maar juist ook internationaal.

Duurzaam bedrijventerrein
Een duurzaam bedrijventerrein is een terrein waar bedrijven en overheden systematisch samenwerken aan een optimaal (bedrijfs)economisch resultaat, minimale milieubelasting en efficient ruimtegebruik. Twee invalshoeken zijn daarin belangrijk: duurzame bedrijfsprocessen en duurzame inrichting van een bedrijventerrein. Deze meerwaarde van een duurzaam bedrijventerrein maakt het mogelijk economische groei te combineren met een beperking van de druk op het milieu.

Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu en is daarmee een onderdeel van de kwaliteit van deze gebouwde omgeving. Let wel: er bestaan diverse definities van duurzaam bouwen, die alleen in detail van elkaar afwijken. Duurzaam bouwen heeft een grotere reikwijdte dan bij voorbeeld energieneutraal of klimaatneutraal bouwen. Energiezuinig bouwen is een belangrijk onderdeel van duurzaam bouwen, maar het gaat ook om een gezond binnenmilieu, materiaalkeuze, het voorkomen van uitputting van grondstoffen, alsook om verantwoord watergebruik. En dat niet alleen voor gebouwen, maar ook voor wijken en steden. En we kijken niet alleen naar de milieu-effecten, maar ook naar gezondheid en welbevinden van mensen in het interieur en exterieur van de gebouwde omgeving.

Duurzaam ondernemen
Het leveren van concurrerend geprijsde goederen en diensten, die in de behoeften van de mens voorzien en die kwaliteit aan het leven geven, waarbij geleidelijk de milieubelasting en het grondstof- en energieverbruik door de levenscyclus en in de keten gereduceerd worden tot een niveau dat ten minste in balans is met de draagkracht van de aarde. (bron: SenterNovem)

Duurzaam slopen
Zodanig slopen dat onderdelen die geschikt zijn voor hergebruik als producten worden gedemonteerd (ook strippen of voorsloop genoemd) en dat overige onderdelen zoveel mogelijk in fracties worden gescheiden, zodat ze beschikbaar komen voor materiaalrecycling.

Duurzaamheidbarometer
De duurzaamheidbarometer voor woningcorporaties, kortweg de duurzaamheidsbarometer (DZB), is een initiatief van woningcorporaties Haag Wonen, SWZ, Tiwos, Woonbron, Het Oosten en de Stichting Natuur en Milieu. De initiatiefnemers richtten in 2008 de Stichting Duurzaamheidbarometer op. De DZB is gericht op het inbrengen van duurzaamheid op een objectieve en resultaatgerichte manier in de beleidsvoering van de woningcorporatie. De DZB richt zich op voorraadniveau en brengt het effect van beleid over een tijdsperiode in beeld. De DZB is minder geschikt als hulpmiddel bij het duurzaam (ver)bouwen van gebouwen en complexen; daarvoor zijn duborekeninstrumenten beter geschikt.

Duurzame energie
Duurzame energie (DE) is opgewekt uit bronnen die niet op kunnen raken. Met name fossiele bronnen zoals olie, steenkool, en gas zijn uitputbaar (raken op). Onuitputbare energiebronnen zijn: zonne-energie, windenergie, waterkracht, aardwarmte, getijdenstromen, biomassa en golfenergie. In sommige literatuur wordt voor duurzame energie een beperktere definitie gehanteerd, namelijk energie uit bronnen die niet op kunnen raken én niet vervuilen.

Duurzame ontwikkeling
Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien (bron: Brundtland, VN-conferentie 1987. Rapport 'Our common future').

Duurzame stedenbouw
Duurzame stedenbouw is een vorm van stedenbouw die in alle stadia van het planproces kansen en mogelijkheden benut om een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een lage milieubelasting tot stand te brengen. En die beide in de tijd weet te handhaven, zodat ook toekomstige generaties daar in delen.

Duurzaam geproduceerd hout
Bij duurzaam geproduceerd hout gaat het om hout en houtproducten afkomstig uit duurzaam beheerde bossen die voldoen aan de minimumeisen van de Nederlandse overheid. Dit kan worden aangetoond door het FSC keurmerk en andere keurmerken in de markt die voldoen aan de eisen.

Ecologisch bouwen
De term 'ecologisch' heeft vaak de betekenis: ‘met respect voor het natuurlijk evenwicht’. Bij ecologisch bouwen wordt met name gekeken naar de ecologie van het bouwen en het materiaalgebruik. Daarbij spelen factoren een rol als de voorraad van de grondstof, de (mogelijke) gevolgen van de winning voor het milieu en mogelijkheden voor het terugbrengen in de natuurlijke kringloop van dat materiaal. Deze benadering mondt uit in het zoveel mogelijk toepassen van technieken die voorzien in zelfvoorzienend wonen, leven en werken. Belangrijke aspecten zijn het gebruik van 'natuurlijke' of vernieuwbare grondstoffen, duurzame energie, gesloten watersystemen en dergelijke.

Emissiehandel
Het verkopen of kopen van rechten voor de uitstoot van broeikasgassen. Landen of bedrijven die moeten voldoen aan hun doelstellingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (zoals vastgelegd in het verdrag van Kyoto), mogen een deel van hun reductieverplichting behalen door maatregelen in het buitenland. Het inkopen van emissie(uitstoot)rechten uit andere landen is een van de manieren om dat te doen.

Energie Index
De Energie Index (EI) is een begrip uit de berekening van het Energie Prestatie Advies (EPA). Een EPA wordt gegeven door een EPA-adviseur. Hij/zij berekent de energiekwaliteit van een bestaande woning of wooncomplex aan de hand van een Energie Index. Dit indexgetal maakt een vergelijking mogelijk van de energiekwaliteit tussen woningen van hetzelfde type. De EI is niet hetzelfde als de EPC: zowel de EI als de EPC zeggen iets over de energieprestatie van een gebouw, onafhankelijk van het bewonersgedrag en de grootte van het gebouw. Ze zijn echter niet uitwisselbaar en ook niet naar elkaar om te zetten. De EPC-berekening is ontwikkeld voor de nieuwbouw, de EI-berekening is ontwikkeld voor de bestaande bouw. Beide formules wijken van elkaar af. Energie Index wordt soms ook geschreven als energieindex.

Energielabel
Energielabel: de korte benaming voor het 'energieprestatiecertificaat voor woningen en gebouwen'. Het energielabel geeft aan in welke klasse van energieverbruik een bouwwerk valt.

Energieneutraal
Een situatie waarbij over een jaar gemeten het energiegebruik van een gebouwd object (woning/gebouw/wijk/kunstwerk e.d.) tenminste nul is: er wordt niet méér energie uit het gas- en elektriciteitsnet betrokken dan er vanuit duurzame bronnen aan wordt toegeleverd.

Energiepaal
Heipaal met ingebouwde warmtewisselaars, waarbij de bodem als energiebron en als energieopslagmedium wordt gebruikt. In de heipaal is een gesloten watercircuit opgenomen dat de temperatuur van de bodem overdraagt aan de verwarmingsinstallatie in het gebouw (woning); of andersom: overtollige warmte uit het gebouw wordt afgestaan aan (= opgeslagen in) de bodem.

Energieprestatienorm gebouwen
De EPG is een genormeerde methode om de energieprestatie van gebouwen, zowel bestaand als nieuwbouw en zowel woningbouw als utiliteitsbouw, te berekenen. Het wordt de opvolger van de huidige EPN en zal aansluiten op de Europese norm EPBD. Overige verschillen tussen de EPG en de EPN zijn in vogelvlucht: • de EPG benadert het warmteverlies door ventilatie op een geheel andere manier, • de EPG maakt gebruik van een nieuw referentieklimaat, • de EPG berekent koeling vanuit een forfaitaire benadering, • de EPG bevat nu ook rekenregels voor enkele nieuwe technieken, zoals douchewaterwarmteterugwinning (DWTW), • de EPG bevat een gebouwschilindicator (informatieve waarde). Naar verwachting zal 'NEN 7120 - Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode' (nu nog ontwerpnorm 2009) in januari 2011 van kracht worden.

Energieprestatie op locatie
(EPL) Een maat die het berekende verbruik aan fossiele brandstoffen van een wijk aangeeft in relatie tot een referentiegebruik. Een EPL kan zowel voor nieuwbouw- als voor bestaande wijken worden berekend. De EPL wordt uitgedrukt in een (rapport)cijfer van 1 tot 10. De hoogte van de EPL-score wordt bepaald door drie factoren: • het verbruik op gebouwniveau • de keuze van de energiedrager (gas, elektriciteit of warmte) • de wijze van productie van de energiedrager (efficiëntie van de energievoorziening). Een EPL-score van 10 geeft aan dat in een wijk netto geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Dit kan bereikt worden door een efficiënte energievoorziening, een hoge mate van isolatie van de gebouwen en/of het gebruik van veel duurzame energie. Vanaf het jaar 2000 moet tenminste een EPL van 6 worden gerealiseerd. Dit cijfer 6 is al haalbaar wanneer woningen worden gebouwd met een EPC van 1,0 bij toepassing van individuele gasverwarming en een normale elektriciteitsvoorziening. De aanscherping van de EPC per 1 januari 2006 naar 0,8 heeft tot gevolg dat een nieuwe woonwijk een EPL heeft van 6,6.

Energieprestatie-eis
De eis die het Bouwbesluit stelt aan de energie-efficiëntie van een woning of een utiliteitsgebouw, uitgedrukt in een maximaal toelaatbare energieprestatiecoëfficiënt (EPC).

Energieprestatieadvies
EPA staat voor EnergiePrestatieAdvies. Een EPA is een maatwerkadvies voor energiebesparingsmaatregelen aan bestaande woningen, woongebouwen en utiliteitsgebouwen. Het advies wordt aangevraagd bij een EPA-adviseur. Eerst stelt de EPA-adviseur het energiegebruik van de woning/gebouw vast. Vervolgens bepaalt hij/zij welke energiebesparende maatregelen mogelijk zijn, bijvoorbeeld: extra isolatie, isolerende beglazing of een nieuwe hoogrendements(HR)ketel. Daarnaast kan de adviseur voorrekenen wat de kosten zijn en hoeveel energie er op termijn wordt bespaard.

Energieprestatiecoëfficiënt
(EPC) Theoretisch berekend energieverbruik van een gebouw aan de hand van een genormeerde berekening, waarbij rekening wordt gehouden met het energieverbruik voor verwarming (isolatie en ventilatie), koeling, bevochtiging, ventilatoren, pompen, warm tapwater, verlichting bij een bepaald gebruikersgedrag. Deze EPC-waarde is een dimensieloos getal en is een maat voor de energie-efficiëntie van een gebouw. Hoe lager het getal, hoe energiezuiniger het ontwerp.

Energieprestatiekeur
Stichting Energie Prestatie Keur (EPK): een onafhankelijke organisatie die het gebruik van energiezuinige, schone en doelmatige verwarmingstoestellen, warmwatertoestellen en andere duurzameenergie-installatieproducten stimuleert.

Energieprestatienorm
(EPN) De genormeerde methode om de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) te bepalen. De toegestane hoogte van de EPC bij nieuwbouw is vastgelegd in het Bouwbesluit.

Energietransitie
Energietransitie is een initiatief van de rijksoverheid dat een structurele verandering naar een duurzame energiehuishouding voorstaat. Waar het lopende energiebeleid zich richt op het behalen van doelstellingen in het jaar 2010, is het Transitiebeleid juist gericht op de periode daarna. Het is de ambitie van de rijksoverheid dat Nederland in 2020 één van de duurzaamste landen van Europa is. Het uiteindelijke doel van Energietransitie is een geheel duurzame energievoorziening in 2050 in Nederland. Energie is dan schoon, voor iedereen betaalbaar en wordt continu geleverd.

Energy Performance Building Directive
De EPBD is de Europese Richtlijn energieprestatie van gebouwen. Deze Richtlijn moet leiden tot betere energieprestaties van de gebouwen in de Europese Gemeenschap. Centraal staat het energieprestatiecertificaat of energielabel (gebouw), dat net als de energiestickers op wasmachines en koelkasten aangeeft in welke klasse van energieverbruik het bouwwerk valt. De EPBD stelt dat alle nieuwe gebouwen moeten beschikken over een energieprestatiecertificaat. Deze verplichting is op 1 januari 2008 ingegaan. Voor bestaande gebouwen geldt deze verplichting op transactiemomenten (renovatie gebouwen > 1000 m², verkoop of verhuur).

EPA
Zie Energieprestatieadvies.

EPBD
Zie Energy Performance Building Directive

EPC
Zie Energieprestatiecoëfficiënt.

EPG
Zie Energieprestatie gebouwen.

EPK
Zie bij Energieprestatiekeur

EPL
Zie Energieprestatie op locatie.

EPN
Zie Energieprestatienorm.

Exergiewoning
De exergiewoning of het exergiehuis is een concept dat een lage CO2- emissie bereikt door - eenvoudig gezegd - het benutten van de energiestroom die het meest geschikt is voor zijn functie, en door het benutten van energiestromen die anders zouden weglekken. Met andere woorden: hoogwaardige energie (bijvoorbeeld elektriciteit) inzetten waar dat nodig is (bijv. voor apparatuur) en laagwaardige energie (bijvoorbeeld warmte van 35° C) waar dat volstaat (bijv. voor ruimteverwarming), of van warmte uit ventilatielucht of afvalwater benutten.

Fotovoltaïsche cellen
Fotovoltaïsche cellen of panelen; ook wel zonnepanelen genoemd. De afkorting PV is afkomstig van het engelse Photo Voltaic. PV-cellen kunnen door het fotovoltaïsche principe uit (zon)licht elektriciteit genereren: zonnestroom. Een PV-cel werkt zowel op direct licht als diffuus licht. Anders dan bij zonnecollectoren heeft schaduw onevenredig grote gevolgen. Wanneer een cel minder licht ontvangt, neemt de productie van elektriciteit aanzienlijk af. Bovendien wordt een beschaduwde cel extra warm, waardoor de levensduur wordt bekort. Goede ventilatie van PV-cellen (koel houden) bevordert een goede opbrengst.

Gezondheidseffectscreening
(GES) GGD's en milieudeskundigen gebruiken een GES om de gezondheidseffecten te meten van bouwplannen op wijk- of buurtniveau. De uitkomsten van een GES kunnen ertoe leiden dat bouwplannen, hoewel ze officieel binnen de wettelijke regels blijven, gewijzigd worden omdat dit beter is voor de gezondheid van de toekomstige gebruikers.

Gebalanceerde ventilatie
Mechanisch ventilatiesysteem (in woningen), dat mechanisch verse buitenlucht aanzuigt en binnenlucht afzuigt. De hoeveelheid afgezogen lucht is gelijk aan de hoeveelheid ingeblazen lucht. Dit systeem wordt vrijwel altijd gecombineerd met warmteterugwinning.

Gebouworiëntatie
Woningen en andere gebouwen zo oriënteren dat ze zonne-energie optimaal benut (actief en/of passief).

Geothermie
Geothermie maakt gebruik van warmte in de aarde (aardwarmte). Deze warmte ontstaat in de kern van de aarde door natuurlijk radioactief verval. De warmte kan gebruikt worden voor verwarming van woningen, utiliteitsgebouwen of kassen en ook voor elektriciteitsopwekking. Het warme water wordt gewonnen uit watervoerende lagen in de ondergrond. Per kilometer diepte stijgt de temperatuur met 30 °C. Op 1 tot 4 kilometer diepte is die temperatuur opgelopen tussen 40 en 130 °C. Daarom wordt wel gesproken van 'diepe geothermie' (in tegenstelling tot ondiepe aardwarmte, waarbij warmtepompen nodig zijn). Voor het winnen van diepe aardwarmte is alleen pompenergie nodig om het water op te pompen; het afgekoelde water wordt teruggevoerd in de bodem. Geothermie wordt in de ons omringende landen als Duitsland en Frankrijk veelvuldig toegepast. In Nederland is geothermie nog weinig toegepast. De oorzaak van dit verschil is niet duidelijk. Vanaf medio 2006 wordt actief gewerkt aan de realisatie en voorbereiding van een aantal geothermieprojecten in Nederland.

GPR Gebouw
GPR Gebouw is een dubo-instrument, oorspronkelijk ontwikkeld door gemeente Tilburg als Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen. Thans is GPR Gebouw een zelfstandig instrument, ontwikkeld door gemeente Tilburg en W/E Adviseurs. Gemeenten kunnen een licentie voor gebruik kopen; ontwikkelaars en architecten kunnen een sublicentie via de gemeente krijgen. Het instrument zet ontwerpgegevens van woningen, kantoren en scholen om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Het is geschikt om prestatiegericht ambities te formuleren, biedt flexibiliteit bij het ontwerp en geeft duidelijkheid bij het toetsen van projecten.

GreenCalc+
GreenCalc+ is een instrument om de milieubelasting van een woning, gebouw of een wijk meetbaar en vergelijkbaar te maken. De duurzaamheid van een woning, school, kantoorgebouw, winkel, gezondheidscentrum of wijk wordt in GreenCalc+ uitgedrukt in één getal, de milieu-index. Hierbij wordt het gebouw of de wijk beoordeeld op de aspecten energiegebruik, watergebruik, materiaalgebruik en mobiliteit. De milieu-index kan lopen van 100 tot meer dan 2000; hoe hoger het getal, hoe beter. Aanvankelijk was GreenCalc ontwikkeld voor kantoorgebouwen; bij de ontwikkeling van GreenCalc+ is GreenCalc ook geschikt gemaakt is voor het beoordelen van woningen. GreenCalc+ kan worden ingezet tijdens de initiatief, ontwerp/bestek en gebruiksfase. GreenCalc+ genereert gegevens op diverse niveau's (bouwproducten, bouwdelen, wijken, energie, water, mobiliteit etc. Resultaten worden uitgedrukt in verborgen milieukosten (in euro's).

Grijs water
Licht verontreinigd afvalwater afkomstig van bad, douche, wastafel en eventueel wasmachine. Dit water is verontreinigd met zeepresten, waardoor het na enige tijd grijs van kleur wordt, in tegenstelling tot zwart water. Grijs water moet (locaal) gezuiverd worden en is dan te gebruiken voor toiletspoeling, schoonmaakwerkzaamheden en in de tuin.

Grindkoffer
Een hoeveelheid grind, ingegraven in de grond, die ervoor zorgt dat hemelwater wordt geïnfiltreerd zonder dat de bodem dichtslibt. Om te voorkomen dat zand en gronddeeltjes tussen het grind komen dient een filterdoek rondom het grindpakket te worden aangebracht. Een grindkoffer kan op kleine schaal of op grotere schaal (bijvoorbeeld in een wadi) worden toegepast.

Groen Beleggen
Het overheidsprogramma Groen Beleggen stimuleert investeringen in projecten die onder de Regeling Groenprojecten vallen en die in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos, maar ook projecten in de gebouwde omgeving. Voor Groen Beleggen kunnen particulieren terecht bij commerciële banken die beschikken over een groen beleggingsfonds of bij een groene kredietinstelling.

Groen gas
Verzamelterm voor: • opgewerkt biogas (vergisting van biomassa) • SNG (synthetic natural gas = vergassing van houtachtige biomassa) • stortgas (van vuilstortplaatsen), met dusdanige kwaliteiten dat het geschikt is als vervanger van aardgas.

Groene financiering
(Groene financiering, groenfinanciering, groene hypotheek) Groenfinanciering houdt in het tegen een lagere rente financieren van (een deel van) de hypotheek of andere lening van een duurzaam nieuwbouwproject of een duurzaam renovatieproject. Om een groene financiering te kunnen krijgen, moet het te financieren project een groenverklaring (in het kader van de Regeling Groenprojecten) hebben.

groenfinanciering
(Groene financiering, groenfinanciering, groene hypotheek) Groenfinanciering houdt in het tegen een lagere rente financieren van (een deel van) de hypotheek of andere lening van een duurzaam nieuwbouwproject of een duurzaam renovatieproject. Om een groene financiering te kunnen krijgen, moet het te financieren project een groenverklaring (in het kader van de Regeling Groenprojecten) hebben.

groene hypotheek
(Groene financiering, groenfinanciering, groene hypotheek) Groenfinanciering houdt in het tegen een lagere rente financieren van (een deel van) de hypotheek of andere lening van een duurzaam nieuwbouwproject of een duurzaam renovatieproject. Om een groene financiering te kunnen krijgen, moet het te financieren project een groenverklaring (in het kader van de Regeling Groenprojecten) hebben.

Groene investering
Investeerders die in projecten willen investeren die een groenverklaring hebben verkregen (groene investering) kunnen onder voorwaarden subsidie krijgen of een financiering tegen lage rente.

Groenfondsen
Spaar- of beleggingsfondsen die door de Regeling Groenfondsen zijn erkend om het predikaat Groenfonds te mogen dragen. De Groenfondsen beleggen in milieuvriendelijke projecten. De rente of het dividend dat deelnemers in Groenfondsen over hun belegging ontvangen is volledig vrijgesteld van belastingheffing. Daardoor kunnen de Groenfondsen leningen aanbieden tegen een lagere rente dan de marktrente. (Niet te verwarren met: Nationaal Groenfonds.) Groenverklaring Een verklaring die is afgegeven op grond van de Regeling Groenprojecten van het ministerie van VROM dat een concreet project een 'Groenproject' is. Groenverklaringen worden afgegeven wanneer het gaat om milieuvriendelijke projecten, waaronder: duurzame energie, duurzame woningbouw en renovatie, fietspadinfrastructuur, bodemsanering, biologische landbouw, Groen Label kassen en natuur. De groenverklaring blijft voor de meeste projecten 10 jaar geldig; voor natuurprojecten maximaal 30 jaar.

GWW
Sector Grond-, weg- en waterbouw. Meestal gebruikt ter onderscheid van de U-sector.

Hergebruik
Het als product of als materiaal opnieuw gebruiken of het nuttig toepassen van een reststof. Nuttige toepassing is: het gebruiken van reststoffen of daaruit gescheiden of bereide componenten in een andere, nuttige, functie dan waarvoor ze oorspronkelijk waren bestemd. Een product kan worden hergebruikt in dezelfde of een soortgelijke functie. Ook kan het materiaal waaruit het product bestaat worden hergebruikt.

Hergebruikgarantie
Garantie van de fabrikant dat zijn product na de gebruiksfase via een inzamelsysteemwordt hergebruikt. Hergebruik kan alleen gegarandeerd worden als een inzamelsysteem is opgezet en ook functioneert.

Helofyten
Een helofyt is een moerasplant die in de waterbodem wortelt, maar met de stengel en bladeren boven het water uitsteekt. Bekende voorbeelden zijn riet, lisdodde, diverse soorten biezen en gele en blauwe lissen. Deze planten zijn uitstekend geschikt om water te zuiveren. De planten nemen zuurstof op uit de lucht en transporteren deze naar de wortels. Rond de wortels ontstaan zo zuurstofrijke gebieden, waar zich grote hoeveelheden zuurstof-minnende bacteriën vestigen. Het zijn deze bacteriën die zorgen voor het afbreken van organische stoffen waardoor het water gezuiverd wordt. Een bed met helofyten, gevoed met te zuiveren water, wordt wel een helofytenfilter genoemd.

Hoge Temperatuurkoeling
(HTK) Vorm van koeling waarbij voor het koelmedium een hogere temperatuur wordt gehanteerd dan gebruikelijk (hoger dan of gelijk aan 16 °C). (Bron: Begrippenlijst van het Basiswerk Duurzaam en Gezond Bouwen ) Deze vorm van koeling wordt vaak toegepast bij installaties met een warmtepomp en LTV: wanneer koeling gewenst is laat men water van ca. 18 °C door het LTV-systeem lopen dat de wamte uit de ruimte opneemt en via de warmtewisselaar van de warmtepomp overdraagt aan koel grondwater. HTK wordt ook wel 'vrije koeling' of 'passieve koeling' genoemd, omdat er geen geforceerde koeling wordt toegepast, zoals in een airco, die meer energie gebruikt.

Hot-fill systeem
Het vullen van een (af)wasmachine met warm water dat afkomstig is van een niet-elektrischwarmwatertoestel. Doordat de opwarming van het water nu met gas of zonne-energie gebeurt in plaats van elektriciteit, gebeurt dit met een hoger rendement (gas) of deels met duurzame energie (zon). Dit vertaalt zich in een lager energiegebruik, lagere uitstoot broeikasgassen, een financieel voordeel en kortere wastijden, omdat er geen koud maar direct warm water in de machine komt. Er zijn twee systemen: het volledige hot-fillsysteem, waarbij een gewone wasmachine (met één wateraansluiting) op de warmwaterleiding wordt aangesloten. Het energievoordeel van hot-fill wordt hierbij niet optimaal benut, want daarvoor moet een was- of afwasmachine een aansluiting hebben op een koude én een warmwaterleiding. het gedeeltelijke hot-fillsysteem maakt wel optimaal gebruik van de mogelijke energiebesparing, en hier wordt een wasmachine gebruikt met twee aansluitingen.

HR-ventilatie
Hoog Rendement ventilatie of: gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning (WTW). Mechanisch ventilatiesysteem, waarbij de verse buitenlucht wordt voorverwarmd door de afgezogen binnenlucht, zodanig dat er voldoende verse lucht wordt ingeblazen en er een minimum aan warmteverlies optreedt. Moderne installaties halen een rendement van 90 - 97%. Natuurlijke ventilatie wordt bij dit systeem bewust vermeden om de woning of het gebouw optimaal luchtdicht te maken, zonder dat dit ten koste gaat van een goede ventilatie.

HR++ glas
Hoog-Rendement glas (HR glas) voldoet aan een U-waarde van 1,6 W/m² K (voor HR+ glas) en 1,2 (voor HR++ glas). Hoog-Rendement glas bestaat evenals traditionele isolerende beglazing, uit twee of zelfs drie ruiten met daartussen een spouw. Door het aanbrengen van een coating op één van de ruiten en de spouw te vullen met gas heeft dit type beglazing een veel betere isolatiewaarde dan gewoon dubbelglas.

HR-ketel
Hoog-rendement (HR-) cv- of combiketel. Bij een HR-ketel zorgt een extra warmtewisselaar er voor dat de waterdamp in de verbrandingsgassen condenseert, waarbij extra warmte vrijkomt. HRketels zijn voorzien van het gaskeur HR-label en er zijn drie klassen (HR100, HR 104 en HR 107). Hoe hoger het getal, hoe hoger het rendement van de ketel; zie ook Rendement (van een ketel).

Hybride ventilatiesysteem
Ventilatiesysteem dat natuurlijke en mechanische ventilatie combineert, om met een zo laag mogelijk energiegebruik een goed binnenklimaat te realiseren. Er wordt onderzoek gedaan naar een dergelijk ventilatiesysteem, waarbij de ventilatiebehoefte geautomatiseerd wordt bepaald, afhankelijk van de bezettingsgraad en vraaggestuurd op basis van het CO2-gehalte van de binnenlucht.

IFD
Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen. IFD-bouwen stimuleert het op vernieuwende wijze toepassen van industrieel ontwikkelde en geproduceerde bouwcomponenten in nieuwe en te verbeteren woningen, utiliteitsgebouwen en constructies. Demonteerbaarheid en flexibiliteit maken het mogelijk om hetzelfde gebouw langer te gebruiken, met verschillende gebruikers. Standaardisering draagt bij aan het efficiënt omgaan met bouwmaterialen, niet alleen bij fabricage maar ook bij later hergebruik. IFD-bouwen draagt rechtstreeks bij aan de realisatie van de doelstellingen om zuiniger om te gaan met primaire grondstoffen en bevordert hergebruik.

Immobilisatie
Immobiliseren is een bewerking waarbij de eigenschappen van een afvalstof zodanig wijzigen, dat de verspreiding van milieuverontreinigende stoffen wordt beperkt. Zo worden afvalstoffen geschikt gemaakt voor hergebruik.

Infiltratiekrat
Een in de grond ingegraven kunststof krat, waarop de afvoer van hemelwater, afkomstig van terrein of gebouw, wordt aangesloten. De infiltratiekrat zorgt ervoor dat het hemelwater wordt geïnfiltreerd zonder dat de bodem dichtslibt. Om te voorkomen dat zand en gronddeeltjes in de krat komen wordt een filterdoek aangebracht. Infiltratiekratten kunnen naar behoefte op zichzelf staand of geschakeld worden toegepast. Zie ook grindkoffer.

Ketenbeheer
Het ketenbeheer richt zich op de kringloop van grondstoffen voor het bouwen. Het gaat daarbij om: • kringlopen van grondstoffengebruik zoveel mogelijk te sluiten door vermindering van het gebruik van eindige stoffen, gebruik van vernieuwbare grondstoffen en gebruik van secundaire grondstoffen; • beperken van de afvalstromen door vermindering van het afvalvolume, scheiden van afvalstromen en hergebruik van bouw- en sloopafval; • verminderen van rest-emissies bij de materiaalproductie en het bouwproces.

Klimaatgevel
'Actieve' gevel die op een slimme manier gebruikt maakt van daglicht, zonnewarmte en luchtverversing om het binnenklimaat te beheersen. Een klimaatgevel bestaat uit een buitenblad (dubbele beglazing) en een beweegbaar binnenblad (enkel glas), gescheiden door een spouw. In de spouw hangt zonwering. Via de spouw wordt de vertreklucht afgezogen, zodat de warmte-ontwikkeling als gevolg van de zonnestraling beperkt blijft. In koude perioden wordt de toevoerlucht voorverwarmd door middel van warmteterugwinning uit de afvoerlucht. De luchtstroom verhoogt de temperatuur van het binnenblad waardoor een prettig comfort in de nabijheid van de gevel wordt bereikt. Een klimaatgevel moet niet verward worden met een 'tweede-huid gevel'.

Klimaatneutraal
Term die de laatste tijd veel wordt gebruikt om aan te geven dat bepaalde activiteiten geen negatief effect hebben op het klimaat, waarmee men wil zeggen: geen CO2-emissie. Te bereiken door sterke reductie en door compensatie (boomaanplant) van CO2-uitstoot. Steden als Amsterdam en Rotterdam hebben aangegeven 'klimaatneutrale' steden te willen worden. Klimaatneutraal is echter een nogal vaag begrip. Vele processen en stoffen zijn van invloed op ons klimaat. In de gebouwde omgeving vermijden we deze term daarom liever en is het duidelijker om te spreken over CO2-neutraal. Een alternatieve invalshoek met een nog hogere ambitie is energieneutraal.