Orthodontistenpraktijk Almelo

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Medisch > Orthodontistie
Datum & Land: 29/08/2022, NL
Woorden: 1808


ABO
American Board of Orthodontics. Organisatie die namens de American Association of Orthodontists (AAO) door middel van examens certificering van orthodontisten regelt.

Abrasie
Afslijting.

Abrasieve strips
Schuurstripjes voor interproximale reductie (IPR).

Accelerated Osteogenic Orthodontics
(AOO) Chirurgisch orthodontische behandeling waarbij er gaten of zaagsnedes in de buitenste botlaag van de kaakwal worden aangebracht om de snelheid van tandverplaatsingen te bevorderen en daarmee de behandelduur te verkorten. De procedure is geïntroduceerd door de Amerikaanse broers William en Thomas Wilcko, resp. orthodontist en parodontoloog. De behandelvorm wordt ook wel Wilckodontics of versnelde orthodontie genoemd.

ACCO
ACrylic Cervical Occipital beugel. Het is een uitneembare bovenbeugel met een kunstharsgedeelte ter plaatse van het gehemelte, Adamsankers op de eerste premolaren en posthoornveren voor de eerste molaren. De beugel wordt vaak in combinatie met een headgear toegepast. Het doel van een ACCO is om de eerste bovenmolaren naar achteren te verplaatsen en op die manier ruimte te maken voor het bovenfront en de premolaren. Er bestaan diverse variaties van de beugel. Het oorspronkelijke ontwerp van de beugel is in 1976 door de Amerikaanse orthodontist Herbert I. Margolis geïntroduceerd.

Accreditatiepunten
Punten die het aantal aan bij- en nascholing bestede uren aangeven. Elke orthodontist dient in een periode van vijf jaar minimaal 200 uren aan bij- en nascholing te besteden om als orthodontist in het BIG-register ingeschreven te kunnen blijven (herregistratie).

Achondroplasie
Erfelijke aandoening waarbij de groei van kraakbeen in de groeischijven van de pijpbeenderen en de synchondroses van de schedelbasis verstoord is. De aandoening wordt gekenmerkt door korte en gedrongen ledematen, kleine vingers en een terugliggend middengezicht met een Klasse III-maclocclusie.

Achterste gelaatshoogte
Afstand tussen de cefalometrische referentiepunten sella (S) en gonion (Go).

Achterste schedelbasisvlak
Lijn tussen de cefalometrische referentiepunten sella (S) en basion (Ba).

Acrocefalosyndactylie
Gestoorde ontwikkeling van schedelbeenderen, vingers en tenen, resulterend in een terugliggend middengezicht en vaak samengegroeide vingers en tenen. De erfelijke aandoening wordt ook wel syndroom van Apert genoemd.

Acrylic resin
Kunsthars.

ACTA
Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam.

Activator
Uitneembare beugel (‘blokbeugel’) die zowel het onder- als het bovengebit omvat en de onderkaak naar voren houdt. Het is eigenlijk een bovenbeugel die aan een onderbeugel vastzit. De beugel is in 1908 door Viggo Andresen (1870-1950), professor in de orthodontie in Oslo, geïntroduceerd.

Activeren
Het op spanning brengen van een beugel.

Active vertical corrector
Beugel die bestaat uit uitneembare onder- en bovenplaten die met elkaar afstotende magneten de onder- en boven premolaren en molaren intruderen. De beugel is in 1986 geïntroduceerd door de Amerikaanse orthodontist E.L. Dellinger.

Adams anker
Gebogen metalen draad die een kies buccaal ter plaatse van de cervicale rand met twee U-vormige lusjes omvat zodat een uitneembare beugel aan het gebit blijft vastzitten. Het anker is door Charles Philip Adams, docent orthodontie aan de Liverpool Dental School, in 1948 geïntroduceerd.

Adams tang
Tang met een korte, spitse bek en een groefje voor het buigen van een Adams anker.

Adenoïd
Neusamandel.

Adenoïdectomie
Verwijdering van de neusamandel.

Adenoid facies
Gezicht dat gekenmerkt wordt door een smalle neus, slappe spieren en een sullige gelaatsuitdrukking met open mondhouding. De combinatie van kenmerken wordt vaak met mondademhaling in verband gebracht. Deze manier van ademen en houding van de mond hangt vaak samen met een verticale overontwikkeling van het ondergezicht, een smalle boventandboog, anterieure open beet en een kruisbeet.

Adenotonsillair
Betreffende de neus- en keelamandelen.

ADHD
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) wordt ook wel aandachtstekort-hyperkinetische stoornis of aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis genoemd. De gedragsproblematiek wordt gekenmerkt door een combinatie van impulsief gedrag, concentratieproblemen, rusteloosheid en leermoeilijkheden.

Adhesief
Hechtmiddel van composiet voor het plakken van een bracket, attachment of spalk.

Adjustable bite corrector
Een in 1995 door Richard P. West geïntroduceerde vastzittende functionele beugel die bestaat uit een nikkel-titanium draad die omhuld is door een veer. De veer is aan de uiteinden vrij ronddraaiend in metalen kapjes bevestigd. Aan de kapjes zitten metalen oogjes die met staalligaturen aan de eerste bovenmolaren en onderhoektanden kunnen worden vastgemaakt. De nikkel-titanium draad houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Advancement osteotomie
Osteotomie waarbij een kaakdeel naar voren wordt verplaatst.

Adviescommissie DMO
Commissie die de eindevaluatie voor orthodontisten in opleiding uitvoert.

Adviserend tandarts
Tandarts die de zorgverzekeraar adviseert bij aanvragen voor vergoedingen. Adviseert tevens tandartsen, tandarts-specialisten en patiënten bij klachten van patiënten.

Aetiologie
Ontstaansgeschiedenis.

Afdruk
Negatieve weergave van gebit, kaken of een gedeelten daarvan voor het vervaardigen van een kopie in gips (gebitsmodel). Bij het maken van een afdruk wordt meestal gebruik gemaakt van afdruklepels en pasta. In de orthodontie wordt als pasta vaak alginaat gebruikt. Het maken van een afdruk wordt ook wel ‘happen’ genoemd. Het gebitsmodel kan voor onderzoek, analyse en tandtechnische werkzaamheden worden toegepast. In plaats van pasta te gebruiken kunnen met een digitale mondscanner ook digitale afdrukken (3D-scans) worden gemaakt. Deze scans kunnen worden gebruikt voor het maken van kunststof kopieën van het gebit en het produceren van beugels.

Afdruklepel
Bakje dat om een tandboog past met een handvat. In het bakje kan afdrukmateriaal (meestal alginaat) worden gedaan voor het maken van een afdruk van het onder- of bovengebit. Wordt ook wel impression tray genoemd.

Afbouwbeugel
Uitneembare beugel om het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk te behouden. Wordt ook wel nacht- of retentiebeugel genoemd.

Afdruk
Negatieve weergave van het gebit voor het maken van een gebitsmodel.

Afdruklepel
Bakje, dat om het onder- of bovengebit past, waarin afdrukmateriaal kan worden gedaan voor het maken van een afdruk.

Afsluitingsvlak
De achterzijden van de bij dichtbijten tegen elkaar staande tweede onder- en bovenmelkkiezen van opzij gezien. Indien deze zich recht ten opzichte van elkaar bevinden spreekt men van een recht afsluitingsvlak (flush terminal plane). In het geval dat de achterzijde van de tweede ondermelkmolaar zich voor die van de tweede bovenmelkmolaar bevindt is er sprake van een afsluitingsvlak met een mesiale stap (mesial step). Ligt de achterzijde van de tweede ondermelkmolaar achter die van de tweede bovenmelkmolaar dan is er een afsluitingsvlak met een distale stap (distal step). Het afsluitingsvlak heeft tijdens de gebitsontwikkeling een grote invloed op de voor-achterwaartse onderlinge stand van de eerste blijvende grote kiezen. Afsluitingsvlak wordt ook wel distaal afsluitingsvlak genoemd.

Afte
Mondzweer.

Afwijkende mondgewoonten
Tot de meest voorkomende afwijkende mondgewoonten behoren tonginterdentaliteit en andere afwijkingen van de positie en bewegingen van de tong, duim- en vingerzuigen en overige zuiggewoonten, open-mondgedrag, mondademhaling, kwijlen, knarsen en klemmen van tanden en kiezen, nagelbijten en overige bijt- en kauwgewoonten. Afwijkende mondgewoonten kunnen een nadelige invloed hebben op de vorm en positie van het gebit en de kaken, de gezondheid van het gebit en parodontium, spraak en het gehoor.

Afzuigbuis, afzuigcanule
Verwijderbare buis waarmee water en speeksel uit de mond kan worden gezogen.

AGREE
Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation. Een hulpmiddel om de methodologie en transparantie van de ontwikkeling van een richtlijn te beoordelen. Vanuit het oorspronkelijke AGREE instrument is een nieuwe versie ontwikkeld (AGREE II).

Agenesie
Het niet aangelegd zijn van een gebitselement.

AHI
Apneu-hypopneu-index. Het aantal apneus en hypopneus per uur slaap.

Aios
Arts in opleiding tot specialist.

Alcohol
Desinfectiemiddel met 70 tot 99% alcohol voor reiniging en desinfectie van instrumenten, oppervlakken en huid.

Algehele anesthesie
Narcose.

Alginaat
Een hydrofiel polymeer dat uit zeewier verkregen. Na mengen van alginaat poeder met water ontstaat er een pasta die na korte tijd in een rubberachtige consistentie verhardt. Het materiaal wordt gebruikt voor het maken van een afdruk van het gebit. Door een afdruk te vullen met gips (uitgieten) ontstaat er een kopie van het gebit (gebitsmodel).

Alginaatmengapparaat
Apparaat om alginaatpoeder met water te mengen.

Alginaat remover
Middel voor het verwijderen van alginaatresten van afdruklepels, spatels, mengnappen en mengbakjes.

Alignment
Mate waarin tanden en kiezen recht staan.

Aligner
Dun, doorzichtig plastic hoesje waarmee het gebit rechter kan worden gemaakt. Het hoesje is uitneembaar en past op het boven- en/of ondergebit. Het is vrijwel niet te zien. Bij de behandeling wordt een serie hoesjes gebruikt, die allemaal net een klein beetje van elkaar verschillen. Door een hoesje tijdens de behandeling telkens te vervangen door een nieuwe wordt het gebit geleidelijk steeds rechter gezet. Een aligner wordt ook wel clear aligner of onzichtbare beugel genoemd.

Allergie
Allergie is een reactie van het immuunsysteem van het lichaam op lichaamsvreemde stoffen. In de orthodontie kan nikkel tijdens een behandeling heel soms een contactallergie veroorzaken, die gekenmerkt wordt door zwelling, overgevoeligheid en roodheid van weke delen die met nikkel bevattende delen van de beugel in contact staan. Ook latex onderdelen van beugels of onderzoekshandschoenen kunnen in uitzonderijke gevallen bij contact met weke delen tot een allergische reactie aanleiding geven.

Alpern Class II closers
Herbst-scharnier-achtige telescopische buizen waarin drukveren zitten. De buizen worden bij vastzittende apparatuur met haakjes aan de eerste bovenmolaren en onderhoektanden bevestigd. De veren duwen het boven- en ondergebit respectievelijk naar achteren en naar voren.

Aluminium oxide
Een hard materiaal dat wordt gebruikt voor slijpen en polijsten.

Alveole, alveolus
Tandkas.

Alveolaire bothoogte
De hoogte van het bot van de tandkas ten opzichte van de wortel van het gebitselement.

Amalgaan
Legering van kwik en metaal.

Ameloblast
Cel die tandglazuur vormt.

Amelogenesis imperfecta
Ontwikkelingsstoornis van het glazuur.

American Journal of Orthodontics and Craniofacial Orthopedics
(Am J Orthod Dentofacial Orthop of AJO-DO) Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de American Association of Orthodontists (AAO) wordt uitgegeven.

Amoric torsion coils
Trekveren die tussen de onder en boven vastzittende apparatuur kunnen worden vastgemaakt. Iedere trekveer bestaat uit een veer met daarin een dunnere trekveer.

Anamnese
De door de patiënt vermelde medische en tandheelkundige voorgeschiedenis.

Anatomische kroon
De met glazuur bedekte kroon van een gebitselement, die tot de glazuur-cementgrens loopt.

ANB-hoek
De hoek tussen de cefalometrische referentiepunten A, N en B, die de onderlinge voor-achterwaartse positie van de onder- en bovenkaak op een laterale schedelröntgenfoto aangeeft.

Anchor bend, anchorage bend
Een knik in een boog voor de eerste blijvende molaar bij vaste apparatuur van de behandeltechniek volgens Begg, waarbij het booguiteinde naar de gingiva is gericht.

Andresen
De Deen Viggo Andresen (1870-1950), professor in de orthodontie in Oslo, stimuleert vanaf 1908 de ontwikkeling van de onderkaak en het ondergebit bij groeiende kinderen orthodontisch naar voren met behulp van een beugel, die erg veel lijkt op het monobloc van Robin (zie: Pierre Robin). Andresen noemt de beugel ‘activator’. In 1936 publiceert hij samen met de Oostenrijke tandarts-parodontoloog professor Karl Häupl (1893-1960) een bekend tekstboek over functionele apparatuur. De activator, die in Nederland ook vaak ‘blokbeugel’ wordt genoemd, is tegenwoordig een van de meest gebruikte beugels in de orthodontie.

Andrews
Lawrence F. Andrews is een Amerikaanse orthodontist die in 1970 als een van de eersten de straightwire bracket heeft geïntroduceerd. In 1972 heeft hij het concept van de six keys of occlusion in de orthodontie geïntroduceerd.

Andrews bracket
Specifieke uitvoering van een straightwire bracket volgens de Amerikaanse orthodontist Lawrence F. Andrews die deze veelgebruikte bracket in 1970 in het vakgebied heeft geïntroduceerd. Nadien hebben diverse andere orthodontisten modificaties van deze bracket geïntroduceerd, zoals Ricketts en Burstone.

Anesthesie
Verdoving. Er bestaat locale (plaatselijke) en algehele anesthesie (narcose). Bij blockanesthesie wordt de prikkelgeleiding van een zenuw door omspuiting met een verdovingsmiddel geblokkeerd. Dit laatste gebeurt bij mandibulairanesthesie.

Anestheticum
Verdovingsmiddel.

Angle
Amerikaanse orthodontist Edward Hartley Angle (1855-1930) die het meest gebruikte diagnostische classificatiesysteem in de orthodontie (Angle-classificatie) en de hedendaagse vastzittende beugel (plaatjesbeugel) heeft geïntroduceerd. In 1900 startte hij de eerste specialistenopleiding en de eerste vereniging van orthodontisten. Tevens stichtte hij in 1907 het eerste orthodontische tijdschrift. Daarnaast schreef hij een wereldberoemd orthodontisch standaardwerk. Hij wordt beschouwd als de ‘vader van de moderne orthodontie’.

Angle classificatie
Door Edward H. Angle in 1899 geïntroduceerde internationaal geaccepteerde indeling van gebitsafwijkingen, die gebaseerd is op de onderlinge stand van het onder- en bovengebit van opzij gezien. Op grond hiervan worden er drie afwijkingen of malocclusies onderscheiden: Klasse I, II en III. Bij een Klasse I-malocclusie staan ondergebit en bovengebit in voor-achterwaarste zin goed ten opzichte van elkaar. Bij een Klasse II-malocclusie staat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar achteren. Een Klasse III-malocclusie geeft aan dat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar voren staat. De Klasse II-malocclusie wordt weer onderverdeeld in Klasse-II/1 en Klasse II/2-malocclusies. Bij een Klasse II/2 staan de beide centrale of meer bovenincisieven naar binnen gekipt. Aan de indeling in klassen zijn subdivisies toegevoegd, die aangeven dat de onderlinge stand van het onder- en bovengebit links en rechts van opzij gezien kunnen verschillen. Een Klasse II/1-subdivisie geeft aan dat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar achteren staat, terwijl die aan de andere kant in voor-achterwaartse zin niet afwijkt. Bij een Klasse III-subdivisie staat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar voren en wijkt deze aan de andere zijde niet af.

Angle Orthodontist
(Angle Orthod) Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift dat naar de Amerikaanse orthodontist Edward H. Angle, de grondlegger van de moderne orthodontie, is vernoemd. Het tijdschrift wordt door The Edward H. Angle Society of Orthodontists (EHASO) uitgegeven.

Angle society
Internationale vereniging van orthodontisten die zich tijdens bijeenkomsten bezig houden met het vergaren, verspreiden en onderling uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van orthodontie. De vereniging is vernoemd naar de Amerikaanse orthodontist E.H. Angle, de grondlegger van de moderne orthodontie.

Angulatie
Asrichting van een gebitselement evenwijdig ten opzichte van de kaakwal.

Anker
Metalen draad waarmee een uitneembare beugel aan het gebit wordt vastgehouden. Wordt ook wel klammer genoemd.

Ankyloglossie
Tong met een te korte tongriem.

Ankylose
Onbeweeglijkheid van een gebitselement. De term kan ook worden gebruikt voor onbeweeglijkheid van het kaakkopje.

Anodontie
Gebitssituatie waarbij geen enkel gebitselement is aangelegd.

Anomalie
Afwijking van de vorm en positie van het gebit en de kaak.

ANT
Associatie Nederlandse Tandartsen, de tweede landelijke beroepsvereniging van tandartsen en tandartsspecialisten.

Antagonist
Gebitselement dat zich tegenover een gebitselement in de andere kaak bevindt.

Antegonial notching
Knik in de onderkaakrand in het gebied vlak voor de kaakhoek.

Anterieure open beet
Verticale afstand tussen onder- en bovensnijtanden en hoektanden bij dichtbijten.

Anterior component of force
Kracht vector die ervoor zorgt dat de gebitselementen in de tandboog naar voren migreren (mesial drift). De kracht component is het gevolg van naar voren gerichte krachten die door de enigszins voorwaarts gekipte stand van de gebitselementen tijdens kauwen en slikken optreden.

Antibioticum
Stof dat bacteriën doodt of de groei van bacteriën tegengaat. Antibiotica is het meervoud van antibioticum.

Anti-snurkbeugel
Beugel die sociaal hinderlijk snurken tegengaat, meestal door het naar voren houden van de onderkaak tijdens het slapen zoals bij een mandibulair repositie-apparaat (MRA). Wordt ook wel snurkbeugel genoemd.

Antrum maxillare
Bovenkaakholte. Wordt ook sinus maxillaris genoemd.

Apollonia
Apollonia van Alexandrië is de beschermheilige van tandartsen en patiënten met aandoeningen aan hun gebit. Volgens overlevering zouden heidenen in het jaar 249 in het destijds Romeinse Alexandrië al haar tanden hebben getrokken, omdat zij het christelijke geloof niet wilde afzweren. Vervolgens zou ze levend zijn verbrand door zelf in het vuur te springen. Haar feestdag is op 9 januari.

Apertura piriformis
Benige uitwendige neusopening.

Apex
Wortelpunt.

Apexresectie
Behandeling van een ontsteking om de wortelpunt (apex) van een gebitselement waarbij de wortelpunt wordt weggehaald.

Apicaal
Aan de wortelpunt.

Apicaal abces
Abces aan een wortelpunt van een gebitselement.

Apical area
Het gebied van de kaak waarin zich de vormende delen en de punten van de wortels van de gebitselementen bevinden. Het begrip ‘apical area’ werd in 1979 door de Nijmeegse hoogleraar orthodontie F.P.G.M. van der Linden geïntroduceerd.

Apicale basis
Gedeelte van de kaak waarin de punten van de wortels van de gebitselementen liggen.

Apneu
Ademstop.

Apparatuur
Beugel.

Approximaal
Tussen aanliggende gebitselementen.

Arbo
Arbeidsomstandigheden. De zogenoemde Arbowet verplicht werkgevers maatregelen te nemen om veiligheidsrisico’s voor werknemers te beperken.

Arch Length Discrepancy
(ALD) Te veel of te weinig ruimte in de gebitsboog voor het in de rij kunnen komen van de gebitselementen.

Archwire tucker
Penvormig instrument met klein metalen oogje aan uiteinde om de achterzijde van een orthodontische boog om te buigen (cinching).

Arousal
Ontwaakreactie.