absolveren werkw. Afbreekpatroon: ab·sol·ve·ren Verbuigingen: absolveerde Vervoegingen: geabsolveerd (volt.deelw.) 1) ''(rooms-katholicisme)'' zonden vergeven Voorbeeld: 'De man werd geabsolveerd.' 2) (van tentamens) vrijstelling verlenen Voorbeeld: 'De leerling werd voor één keer geabsolveerd.' . 6 definities.....
1) Kwijtschelden 2) Ontbinden van zonden 3) Voleinden 4) Vrijspreken 5) Zonden vergeven 6) Zonder vergeven 1) Kwijtschelden 2) Voleinden 3) Vrijspreken 
voltooien.
kwijtschelden; de zonden vergeven (toon de herkomst via de etymologiebank)
kwijtschelden
kwijtschelden
Vrijspreken, ontslaan van rechtsvervolging.
strafrecht: vrijspreken, van aansprakelijkheid ontheffen, ontslaan van rechtsvervolging. ...