
afreizen werkw. Uitspraak: [ 'ɑfrɛizə(n) ] Afbreekpatroon: af·rei·zen Vervoegingen: reisde af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft, is afgereisd (volt.deelw.)
1) op reis gaan (naar een bestemming) Voorbeeld: 'afreizen naar Turkije voor een vakantie'
2) reizen door (een gebied) Voorbeeld: 'heel Nederland afre...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/afreizen

1) Doortrekken 2) Opstappen 3) Verwijderen 4) Vertrekken 5) Smeren 6) Verlaten 7) Verdwijnen 8) Aflopen 9) Rondlopen 10) Heengaan 11) Uitvaren 12) Weggaan 13) Wegtrekken 14) Wegreizen
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Afreizen/1
op reis gaan vb: in juli zijn we afgereisd naar Italië
Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/

• [erga] een plaats verlaten om aan een reis te beginnen
Gevonden op
https://nl.wiktionary.org/wiki/afreizen
Geen exacte overeenkomst gevonden.