argumenteren werkw. Uitspraak: [ ɑrxymɛn'terə(n) ] Afbreekpatroon: ar·gu·men·te·ren Vervoegingen: argumenteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geargumenteerd (volt.deelw.) goede redenen geven (voor of tegen iets) Voorbeelden: 'Bij een meningsverschil moet je de ander overtuigen van jouw standpunt door te argumenteren.' , 'ar... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/argumenteren