ergens aankomen, ergens terechtkomen (VD: belanden) - Voorbeeld: ‘Waar gaan wij belenden? schreeuwden zij’ - Voorbeeld: ‘Trientje was in haar hemdeke, met de buik uitgesteken, in 't deurgat blijven staan en keek waar de broertjes belonden’ - Voorbeeld: ‘Zij wisten niet waar Jan belonden was’ (Langs Wegen 28) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php