brengen werkw. Uitspraak: [ ˈbrɛŋə(n) ] Afbreekpatroon: bren·gen Vervoegingen: bracht (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebracht (volt.deelw.) 1) (naar een plaats) vervoeren Voorbeelden: 'iemand naar het station brengen' , 'boodschappen aan huis brengen' Antoniem: halen morgen brengen! (dat zal niet gebeuren!) 2) ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/brengen