brouwen werkw. Uitspraak: [ ˈbrɑuwə(n) ] Afbreekpatroon: brou·wen Vervoegingen: brouwde (verl.tijd enkelv.) 1) (bier of andere drankjes) maken Vervoegingen: heeft gebrouwen (volt.deelw.) Voorbeeld: 'je eigen bier brouwen' je brouwt er niets van (je presteert heel slecht) 2) de letter r achter in je mond uitspreken Gevonden op https://www.woorden.org/woord/brouwen
iets klaarmaken met verschillende grondstoffen vb: bij Heineken wordt bier gebrouwen ik ben benieuwd wat hij ervan gebrouwen heeft [wat hij ervan gemaakt heeft] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=brouwen