de duts zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: dutsen (meerv.) Verbuigingen: dutsje (verkleinwoord) 1) sukkel, onnozel persoon Voorbeelden: 'Och wat ben jij toch een enorme duts.' , '(...) en vlucht met zijn dochters weg onderzee...' 2) iemand die iets naars heeft meegemaakt en waarmee je dus medelijden hebt . 1 definitie.... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/duts
iemand die vaak pech heeft; iemand die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats is; iemand die altijd in het verdomhoekje zit; pechvogel; stakker; sukkelaar Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/duts