eetbaar bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈetbar ] Afbreekpatroon: eet·baar geschikt om te eten, niet giftig Voorbeeld: 'De vrucht is eetbaar.' 4 definities
1) Comestibel 2) Kuis 3) Rijp 1) Gaar 2) Gegeten kunnen worden 3) Gegeten kunnende worden 4) Geschikt om gegeten te worden 5) Geschikt om te nuttigen 6) Geschikt voor consumptie 7) Keurig 8) Niet giftig 9) Rein 10) Rijp 11) Te consumeren 12) Te eten 13) Te nuttigen 14) Wat kan geconsumeerd worden 15) Wat men kan nuttigen 
wat je kunt eten vb: deze vruchten zijn eetbaar
Eetbaar betekent dat je het kunt eten.
•geschikt om eten