ejaculeren werkw. Uitspraak: [ ejaky'lerə(n) ] Afbreekpatroon: eja·cu·le·ren Vervoegingen: ejaculeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geëjaculeerd (volt.deelw.) een zaadlozing hebben Voorbeeld: 'Het duurde even voor hij ejaculeerde.' vrouwelijke ejaculatie (vocht uitstoten bij seksuele opwinding) Synoniemen: klaarkomen Gevonden op https://woorden.org/woord/ejaculeren