de hengel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈhɛŋəl ] Afbreekpatroon: hen·gel Verbuigingen: hengels (meerv.) lange stok met een lijn en een haakje om vis te vangen Voorbeeld: 'werphengel' Synoniemen: vishengel Spreekwoorden en zegswijzen • met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel halen) • hij...
1) Aalvistuig 2) Angarde 3) Angelroede 4) Deel van een vistuig 5) Gard 6) Gebruikt de hengelaar 7) Geelbloemig zwartkoren 8) Jachtinstrument 9) Parasiet 10) Vangwerktuig 11) Vislat 12) Vissersgerei 13) Visstok 14) Visvanger 15) Visgerief 1) Angarde 2) Angelroede 3) Boshorde 4) Hengsel 5) Mets 6) Visgerei 7) Vishulpmiddel 8) Visstok 9) Vistuig 10) Zwartkoorn 11) Zwartkoren 
plant, Melampyrum pratense (toon de herkomst via de etymologiebank)
lange stok met dunne draad waarmee je vissen vangt vb: hij zit urenlang met zijn hengel te vissen
1) vistuig dat bestaat uit een lange stok en, aan het uiteinde, een snoer met daaraan een dobber en een haakje 2) microfoonhengel
vistuig; (gewestelijk) hengsel
vistuig
Melampyrum, zwartkoren • kort gangetje dat lijkt te verdwijnen in een dikke nerf; larve leeft vervolgens als stengelboorder: Phytomyza rostrata
Wetenschappelijke naam: Melampyrus pratense.