hinderen werkw. Uitspraak: [ ˈhɪndərə(n) ] Afbreekpatroon: hin·de·ren Vervoegingen: hinderde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehinderd (volt.deelw.) lastig of vervelend zijn voor (iets of iemand) Voorbeelden: 'De radio hindert me bij mijn werk.' , 'De auto met pech hindert de doorstroming van het verkeer.' Synoniem: dwarszitte... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hinderen