inhaken werkw. Uitspraak: [ 'ɪnhakə(n) ] Afbreekpatroon: in·ha·ken Vervoegingen: haakte in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingehaakt (volt.deelw.) degene die naast je zit een arm geven Voorbeeld: 'gezellig allemaal inhaken en meedeinen op de muziek' Spreekwoorden en zegswijzen • ergens op inhaken (=... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inhaken