inladen werkw. Uitspraak: [ 'ɪnladə(n) ] Afbreekpatroon: in·la·den Vervoegingen: laadde in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingeladen (volt.deelw.) (een voertuig) vullen met wat vervoerd moet worden Voorbeelden: 'de auto inladen voor de vakantie' , 'vrachtwagens inladen' Synoniemen: laden verlading 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inladen