jammen werkw. Uitspraak: [ 'dʒɛmə(n) ] Afbreekpatroon: jam·men Vervoegingen: jamde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gejamd (volt.deelw.) onvoorbereid en improviserend samen muziek maken muziek Voorbeelden: 'Na de pauze kan iedereen jammen met de leden van de band.' , 'jamsessie' Zie ook: jam Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jammen
vrij improviserend samenspelen, vaak met een voor de gelegenheid samengekomen groep jazzmuzikanten of rockmuzikanten Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/jammen