kwellen werkw. Uitspraak: [ ˈkwɛlə(n) ] Afbreekpatroon: kwel·len Vervoegingen: kwelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekweld (volt.deelw.) ongemak geven of pijn doen Voorbeeld: 'gekweld worden door hoofdpijn' Synoniemen: benauwen folteren koeioneren martelen narren pesten pijnigen plagen sarren tarten tergen treiteren verontrus...
1) Aandringen 2) Aansporen 3) Aanzetten 4) Affolen 5) Affolteren 6) Afmatten 7) Afteisteren 8) Benauwen 9) Beproeven 10) Chagrineren 11) Doen lijden 12) Donderen 13) Doorsijpelen 14) Dringen 15) Drukken 16) Duivelen 17) Duvelen 18) Folen 19) Folteren 20) Grieven 21) Hinderlijk zijn 22) Judassen 23) Knellen 1) Afknijpen 2) Benauwen 3) Doorsijpelen 4) Duivelen 5) Folen 6) Folteren 7) Geselen 8) Judassen 9) Koeioneren 10) Kwelen 11) Kwetsen 12) Kwijnen 13) Lastigvallen 14) Macereren 15) Martelen 16) Narren 17) Nijdassen 18) Nijpen 19) Obsederen 20) Opzwellen 21) Pesten 22) Plagen 23) Pijnigen 24) Sarren 
pijnigen (toon de herkomst via de etymologiebank)
pijn doen of gemeen plagen vb: hij kwelt dat konijn door het steeds op te pakken
• [ov] pijn of ergernis bezorgen. •het doorsijpelen van water onder een dijklichaam door. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
pijnigen; (verouderd) lijden
pijnigen - Jaar van herkomst: 1201-1225 (CG II 1 Floyris )