lamenteren werkw. Uitspraak: [ lamɛn'terə(n) ] Afbreekpatroon: la·men·te·ren Vervoegingen: lamenteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gelamenteerd (volt.deelw.) klagen over iets dat andere mensen minder erg vinden dan degene die het doet Voorbeeld: 'lamenteren over hoe het geweest had kunnen zijn' Synoniemen: jammeren kermen k...
1) Armoeden 2) Jammeren 3) Jeremiëren 4) Kermen 5) Klagen 6) Treuren 7) Weeklagen 1) Jammeren 2) Jeremiëren 3) Kermen 4) Klagen 5) Weeklagen 
jammeren (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) een luide en/of aanhoudende jammerklacht over iets uiten; jammeren; weeklagen 2) in een luide en/of langdurige jammerklacht te kennen geven; jammerend meedelen
jammeren
jammeren