mandateren werkw. Uitspraak: [ mɑnda'terə(n) ] Afbreekpatroon: man·da·te·ren Vervoegingen: mandateerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemandateerd (volt.deelw.) (iemand of een commissie) een opdracht geven om namens anderen iets te gaan doen Voorbeeld: 'De rechter kan een bemiddelaar mandateren tot het organiseren van herstelb... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/mandateren
Het tijdelijk, al dan niet onder voorwaarden, overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan een hierarchisch lagere functionaris in de organisatie Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11557