neuzen werkw. Uitspraak: [ 'nøzə(n) ] Afbreekpatroon: neu·zen Vervoegingen: neusde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geneusd (volt.deelw.) zoeken zonder precies te weten naar wat Voorbeeld: 'neuzen in het privéleven van bekende Nederlanders' Synoniemen: rondkijken speuren Spreekwoorden en zegswijzen • de ...
1) Grasduinen 2) Kijken 3) Loeren 4) Rondloeren 5) Snuffelen 6) Speuren 7) Zoeken 1) Kijken 2) Loeren 3) Nieuwsgierig doorzoeken 4) Plaats in Zeeuws-Vlaanderen 5) Rondkijken 6) Rondloeren 7) Snoep 8) Snuffelen 9) Speuren 10) Vluchtig kijken 11) Zoeken 
[Bargoens, boeventaal] kijken. Ga je mee neuzen in ’t woud, (’t Vondelpark).