opsplitsen werkw. Uitspraak: [ 'ɔpsplɪtsə(n) ] Afbreekpatroon: op·split·sen Vervoegingen: splitste op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgesplitst (volt.deelw.) in één of meerdere stukken opdelen Voorbeeld: 'Er zijn voor- en tegenstanders van het voorstel om België op te splitsen.' Synoniemen: afbreken delen onderverdelen opd... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opsplitsen