opstappen werkw. Uitspraak: [ ˈɔpstɑpə(n) ] Afbreekpatroon: op·stap·pen Vervoegingen: stapte op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is opgestapt (volt.deelw.) 1) weggaan Voorbeeld: 'Het wordt tijd dat we weer eens opstappen.' Synoniem: vertrekken 2) op een fiets gaan zitten Voorbeeld: 'Als ik eenmaal rijd gaat he... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opstappen