de overkant zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈovərkɑnt ] Afbreekpatroon: over·kant Verbuigingen: overkanten (meerv.) andere kant (bijvoorbeeld van de straat, een rivier) Voorbeeld: 'naar de overkant van het meer roeien' Synoniemen: overzijde 
1) Tegenovergestelde zijde 2) Andere zijde 3) Overzijde 4) De andere zijde 5) De andere kant 
1.op zijn smalle zijde (DB, GL) Voorbeeld: ‘Zij luisterden, maar alles bleef stil - de deur ook bleef daar liggen, overkant in de opening’ 2.opzij Voorbeeld: ‘Aan de overkant kwam een klein hondje toegeschoten (...). Het geitje wipte in de hoogte, snokte bezijds, sprong overkant, en Zalia moest al houden wat ze kon’ tegenovergestelde kant, overzijde zie: I OVERKANT, bw. 2
de kant tegenover deze kant vb: ik zag Rebecca aan de overkant van de straat lopen
andere zijde