de pieper zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'pipər ] Afbreekpatroon: pie·per Verbuigingen: piepers (meerv.) 1) apparaatje waarmee je via een pieptoon opgeroepen kunt worden Voorbeeld: 'Als mijn pieper af gaat weet ik dat ik de afdeling moet bellen.' Synoniem: semafoon 2) aardappel piepers jassen (aardappels schillen)... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/pieper