1.eigenaardig, ongewoon, zonderling. Voorbeeld: ‘Nog nievers zag ik zulk een aardig jonk, al kon hij niet goed zeggen wat er wel aardigs aan was’. Voorbeeld: ‘Ze bleef soms turen op het aardig maaksel van een versierde hoofdletter’ Voorbeeld: ‘d'Anderen loechen en vonden het buitengewoon aardig de beesten op korten ti... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php