projecteren werkw. Uitspraak: [ projɛkˈterə(n) ] Afbreekpatroon: pro·jec·te·ren Vervoegingen: projecteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geprojecteerd (volt.deelw.) met licht iets op een scherm of wand tonen Voorbeeld: 'je presentatie met een beamer projecteren' 3 definities...
1) Afbeelden 2) Neerslag 3) Ontwerpen 4) Overbrengen 5) Uitbeelden 6) Vertonen 1) Afbeelden 2) Ontwerpen 3) Overbrengen 4) Uitbeelden 
ontwerpen, bepalen (toon de herkomst via de etymologiebank)
opnamen uitvergroten en tonen vb: hij projecteerde de film op een scherm
ontwerpen, bepalen
ontwerpen, bepalen