provoceren werkw. Uitspraak: [ provo'serə(n) ] Afbreekpatroon: pro·vo·ce·ren Vervoegingen: provoceerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geprovoceerd (volt.deelw.) opzettelijk iets doen of zeggen omdat je een reactie wilt uitlokken Voorbeelden: 'Een goede debater laat zich niet provoceren, hij provoceert zelf.' , 'Voor sommige vro... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/provoceren