razen werkw. Uitspraak: [ ˈrazə(n) ] Afbreekpatroon: ra·zen Vervoegingen: raasde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geraasd (volt.deelw.) 1) met hoge snelheid en lawaai bewegen Voorbeeld: 'het razende verkeer' 2) met veel lawaai laten merken dat je heel boos bent Voorbeeld: 'razen en tieren' Synoniemen: brul... Gevonden op https://woorden.org/woord/razen
zich snel voortbewegen en daarbij veel geluid maken vb: de auto's razen over de snelweg heel hard lawaai maken vb: zij begon woedend te razen toen hij zijn fout had opgebiecht Synoniemen: tekeergaan tieren Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/