roven werkw. Uitspraak: [ ˈrovə(n) ] Afbreekpatroon: ro·ven Vervoegingen: roofde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geroofd (volt.deelw.) stelen met gebruik van geweld Voorbeeld: 'Pomphouder met mes bedreigd: kassa geroofd.' Synoniemen: afnemen benemen beroven inpikken korsten leegplunderen leegstelen ontfutselen ontnemen plunderen ...
1) Dieven 2) Gappen 3) Heimelijk wegnemen 4) Jatten 5) Kaartterm 6) Kapen 7) Leegplunderen 8) Met geweld stelen 9) Met geweld wegnemen 10) Onrechtmatig verkrijgen 11) Ontnemen 12) Ontrollen 13) Ontstelen 14) Ontvreemden 15) Pikken 16) Plunderen 17) Rampassen 18) Rampassen (Indonesisch) 19) Rampokken 1) Dieven 2) Gappen 3) Jatten 4) Kapen 5) Kidnappen 6) Leegplunderen 7) Ontnemen 8) Ontvreemden 9) Pietheinen 10) Pikken 11) Plunderen 12) Plundering 13) Rampassen 14) Rampokken 15) Schuimen 16) Stelen 17) Uitplunderen 18) Wegkapen 19) Wegnemen 20) Wegpikken 21) Wondkorsten 
met geweld wegnemen (toon de herkomst via de etymologiebank)
iets stelen en daar geweld bij gebruiken vb: hij roofde de kassa van die winkel leeg
wegnemen
wegnemen
strafrecht: het roven. Bijv. bij de ~ had de dief veel geld buit gemaakt. ...